Persoonlijk getuigenis Dick

Inleiding

Schitterende genade.
Vanuit mijn eigen worsteling met allerlei vormen van dwaling en wetticisme, wil ik graag mijn getuigenis vertellen.  Door mijn opvoeding en verkeerde invloed van oosterse Godsdiensten en andere misleiding heeft het heel lang geduurd dat genade niet alleen een verstandelijk begrip was, maar ervaring werd in mijn leven. Wat een bevrijding! Het evangelie van genade werd schitterend licht aan het einde van een donkere tunnel.

Wat heb ik geworsteld met “voorwaardelijke” liefde, die afhankelijk was van mijn gedrag en prestatie. Mijn proberen als goed christen te leven, God in alles te gehoorzamen en uiteindelijke altijd weer te falen. Met al mijn goede werken, offers en discipline bleef schuld en veroordeling in mijn hart heersen met altijd die diepe angst om uiteindelijk toch door God afgewezen te worden. Zelf bijbel lezen was vaak een worsteling omdat ik teksten, door wettisch denken verkeerd interpreteerde. Als het ging over de rechterstoel van Christus waar God mij zou beoordelen, zou ik wel zeker door de mand vallen en afgewezen worden omdat ik niet heilig genoeg was.  In Openbaring 3:16 zegt de Heer Jezus dat hij hen die lauw is uit zijn mond zal spuwen en laat ik me nu toch lauw voelen. Dus voelde ik me door God veroordeeld en afgewezen.

Ja, en dan die dwaze maagden, die niet binnen mochten komen, omdat ze niet voldoende olie in hun lamp hadden. Laat ik nou toch voelen ook niet zo veel olie in mijn lamp te hebben, dus ik zou ook buitengesloten en afgewezen worden door de Heer!

Als ik niet alles opgaf, zoals Jezus zei tegen de rijke jongeling, dan kon ik toch echt niet het Koninkrijk binnengaan. Als ik een keer vrijmoedigheid vond om te bidden voor een wonder, dan kwam de tekst uit Mattheus 7:22-23 wel naar boven, waarin Jezus zegt tegen degenen die in Zijn naam wonderen hebben gedaan; Ik heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, gij werkers der wetteloosheid.

Zo is mijn christen leven heel lang gemotiveerd geweest door schuld en veroordeling. Telkens probeerde ik maar beter mijn best te doen, want misschien zou God mij dan aanvaarden en liefhebben. Ik geloofde een voorwaardelijk evangelie.

Ik heb ontdekt dat als je genade niet begrijpt en je nog vast zit aan eigen prestatie en christelijk gedrag dat de mooiste bijbelteksten verkeerd binnen kunnen komen en je onder veroordeling brengen.

Wat een vreugde en vrijheid heeft het gebracht in mijn leven te ontdekken dat mijn heil niet afhankelijk is van “mijn gehoorzaamheid”, maar dat het is door de gehoorzaamheid van één mens, Jezus Christus ( Rom. 5:19). Dat God in Zijn genade totale vergeving van mijn zonden van verleden heden en toekomst aanbiedt alleen door het volbrachte werk van Jezus ( Luk. 24:47, Ef. 1:7).

Dat God door de dood van Jezus alles met zichzelf verzoend heeft (Col. 1:20). Dat alle bewijsstukken van mijn zonden uit gewist zijn (Col. 2:13-15) en de Heilige God mij nooit meer mijn zonden zal toerekenen( Rom. 4:8, Hebr. 8:12) 
Door het volbrachte werk van Jezus kan God nooit meer boos op me zijn(Jes. 54:8-10), de straf is gedragen(Jes. 53:5) en er is geen enkele veroordeling meer voor hen die in Christus zijn( Rom.8:1).

Wat ben ik bang geweest voor God als Rechter, Hij zou mij zeker veroordelen. Maar nu weet ik dat de Rechter, door Zijn gerechtigheid mij zal vrijspreken daar ik mijn vertrouwen stel op het volbrachte werk van Zijn Zoon.

Mijn straf is gedragen en daar een straf nooit twee keer gedragen hoeft te worden, moet God mij vrijspreken om Jezus wil. Ik ben totaal geliefde en aanvaard enkel en alleen door het volbrachte werk van Jezus. Op grond daarvan, aanvaard God mij totaal, noemt Hij mij Zijn geliefde kind. Wat een “amazing grace”. Hem zij alle eer. Mijn bede is dat u door mijn getuigenis gezegend zal worden en Gods genade dieper zal leren kennen.

“Door de genade Gods ben ik, wat ik ben” 1Cor. 15:10

Getuigenis

Van de duisternis naar Zijn wonderbare licht

Geboorte

De eerste mens die ik op deze aarde zag was een non. Mijn ouders waren protestant, maar omdat mijn moeder bloedingen kreeg tijdens de zwangerschap, één maand voor de geboorte, werd ze opgenomen in een R.K. ziekenhuis. Zo kwam ik één maand te vroeg ter wereld met hulp van nonnetjes in habijt. En ze keken zo lief! Toen God mij op latere leeftijd openingen gaf om in kloosters voor nonnen Gods Woord te brengen, heb ik vaak gedacht dat dit de reden was dat ik zo’n goede klik had met deze zusters.

Voor zover ik me kan herinneren waren mijn kinderjaren vrij rustig. Ik was de op één na oudste, met één oudere broer en twee broers en een zus jonger dan ik. Mijn vader werkte hard in zijn eigen zaak en hij had niet veel tijd om zich met ons te bemoeien. Mede door hun achtergrond vonden mijn ouders het moeilijk echte warmte aan hun kinderen te tonen. Ze hielden van ons, maar toonden dat niet door ons te knuffelen en te zeggen: “Ik houd van je

Ik was ongeveer 14 jaar, maar ik herinner het me nog als de dag van gisteren, dat mijn vader me een keer een compliment gaf. Hij zei: “Wat zit je haar leuk.” Ik voelde mij de koning te rijk! Tot de dag van vandaag weet ik nog wat ik toen voelde: dat ik er mag zijn, gewoon om wie ik ben. Wauw, mijn vader vindt me leuk! Dat was echt een supergevoel! Voor hem was het uiterlijk altijd heel belangrijk. Als je er maar verzorgd uitzag, was het goed. Nu weet ik dat het zo belangrijk is onze kinderen bij te brengen dat ze waardevol zijn om wie ze zijn! Al vroeg kreeg ik het idee mee dat mijn waarde afhing van mijn uiterlijk gedrag, prestaties en mijn goede cijfers op school. De boodschap die ik zonder woorden meekreeg was: om geliefd en waardevol gevonden te worden, moest ik goed presteren.

We hadden het niet rijk toen ik opgroeide. Een keer had ik geld verloren waarmee ik koffie had moeten kopen. Mijn moeder was in paniek omdat er dan de hele week geen koffie was. Ik voelde me vreselijk schuldig omdat ik het geld verloren had. Het was in die periode moeilijk voor mijn ouders om de eindjes aan elkaar te knopen.

Ik weet nog dat mijn vader een keer hard moest remmen met de wagen om een ongeluk te voorkomen. Maar in plaats van te zeggen: “Wat fijn dat we geen ongeluk hebben gehad”, of “Dank U Heer voor uw bescherming”, zei hij: “Dat kost wel tien gulden slijtage van de banden!” Maar in mijn hart werd dit vertaald met: “Die tien gulden is waar het werkelijk om gaat, dat is waardevol, waardevoller dan onze veiligheid of onze levens Het resultaat was dat ik als kind ging denken: “Geld is belangrijker dan wie ik ben”

 

Geloof

Ons gezin ging altijd naar de Nederlands Hervormde Kerk en als kinderen gingen wij dan naar de zondagsschool. Ik kan me niet herinneren dat iets van het geloof indruk op me heeft gemaakt. Ik vond het leuk, maar de verhalen van de Bijbel waren voor mij als kind toch iets van een ver verleden. Behalve één keer, toen ik misschien acht of negen jaar was. Waarschijnlijk was de gebruikelijke zondagsschoolleraar ziek geworden, want er was een vervangster gekomen. Ik weet nog heel goed dat ze op een heel beeldende wijze over Jezus vertelde: dat Hij leefde en vandaag nog dezelfde wonderen kon doen als tweeduizend jaar geleden. Ze wist dit zo levendig over te brengen dat het diepe indruk op me maakte. Het had me zo aangesproken dat er ik ‘s nachts van enthousiasme niet van kon slapen en er de hele tijd mee bezig was. Sterker nog, de volgende dag wilde ik aan mijn vriendjes vertellen dat Jezus leefde en wonderen kon doen! Van toen af aan wist ik dat Jezus leefde. Maar ik wist totaal niet hoe ik dit kon beleven en hoe ik Hem kon ontmoeten.

Toch heeft dit voorval een diepe liefde en honger naar Jezus in mijn hart gelegd wat me later voor veel dingen en zonden bewaard heeft. Wat is het toch belangrijk dat kinderen op een levendige wijze over Jezus wordt verteld.

 

Frustraties

Er zijn verschillende voorvallen in mijn jeugd geweest die, zoals ik later zou inzien, de wortels werden van latere frustraties en zonden. In de derde of vierde klas lagere school heb ik een keer gevochten met een meisje. Ik heb toen verloren en ben met mijn gezicht op de straat gevallen, waarbij stukken van mijn voortanden afbraken. In de klas werd ik voor gek gezet omdat ik met een meisje had gevochten en had verloren. Toen ik thuis kwam, deed ik stoer net of er niets gebeurd was, en tot verbazing van mijn ouders huilde ik ook niet over zulk soort dingen.

Tussen mijn twaalfde en vijftiende jaar kwamen er nog andere frustraties bij waar de duivel later gebruik van kon maken. Omdat ik laat de baard in mijn keel kreeg, had ik nogal een hoge stem. Dus werd er vaak met me gespot met opmerkingen als: “je lijkt wel een gillende keukenmeid”, of “wat een hoge stem heb je, je bent net een meisje” Ook kreeg ik opmerkingen als: “je hebt een kippenborst”, en “je hebt kleine geslachtsorganen.” Uiteindelijk bleken deze opmerkingen grote leugens, maar ze hebben me desondanks tientallen jarenlang gebonden gehouden. Wat is het toch belangrijk om op onze woorden te passen! Woorden kunnen mensen vervloeken en langgebonden houden.

Door deze woorden dacht ik later in mijn puberteit dat meisjes me eigenlijk niet mochten omdat ik niet mannelijk genoeg was. Dit bleek achteraf ook een grote leugen omdat ik later hoorde dat dezelfde meisjes van wie ik dacht dat ze me niet mochten eigenlijk verliefd op me waren!

Dit soort gebeurtenissen, samen met het gebrek aan positieve, bevestigende woorden van mijn vader, werden vruchtbare grond voor het ontstaan van homoseksuele gevoelens.

Verkeerde seksualiteit

Er was nog een ander voorval met een schoolvriendje dat me in aanraking bracht met verkeerde seksualiteit. Ik was ongeveer 14 jaar toen de onderwijzer op school vroeg of iemand eens een zieke jongen wilde op zoeken. Die jongen heette Frits en hij had ernstige rugproblemen waardoor hij maanden in bed moest blijven in een korset. Omdat ik in mijn hart toch geloofde in de Heer, kreeg ik toen de overtuiging dat God mij vroeg deze Frits op te zoeken. Ik weet nog heel duidelijk dat ik het heel bewust voor God deed: om iets goeds voor God te doen.

De ouders van Frits hadden altijd ruzie en zouden waarschijnlijk gaan scheiden. Daarom waren ze vrijwel nooit samen en was Frits heel eenzaam. Hij lag al vanaf zijn twaalfde jaar op bed en hij had natuurlijk niet veel te doen. Die situatie leidde ertoe dat hij al heel ontwikkeld was op seksueel gebied. Hij had altijd sterke verhalen en deed veel aan zelfbevrediging.

Voor mij was dat helemaal nieuw en was het eigenlijk mijn eerste aanraking met seksualiteit. Frits leerde me hoe je jezelf moest bevredigen en we deden dit ook samen. Ik wist eigenlijk helemaal niet, dat dit niet goed was. Voor mij was het nieuw en best een lekker gevoel. Maar ik kwam erachter dat als ik het een aantal dagen niet had gedaan, ik haast gedwongen werd eraan toe te geven en die drang kon ik maar niet overwinnen. Toen begonnen zich schuldgevoelens te ontwikkelen over zelfbevrediging, wat een grote frustratie begon te worden en een wortel werd van veel ellende en ongeluk. Deze dingen hebben me helaas lange jaren in gebondenheid gehouden.

De enkele keer dat ik wel eens wat gestolen had (zoals een keer een pakje sigaretten uit een winkel), voelde ik me dagenlang daarna vreselijk schuldig. Dat kwam door het sterke Godsbewustzijn dat ik had. Dat bewaarde me wel voor ‘grote’ zonden, maar gaf me ook veel schuldgevoelens. Schuldgevoelens waren toch al een probleem voor me en dat werd almaar erger.

Oudste broer

Mijn oudste broer Hans, had in die tijd veel invloed op mij. Hij was heel intelligent, en was na het gymnasium in Leiden Farmacie gaan studeren. Hij was ook altijd op zoek naar geestelijke dingen en kwam vaak met verhalen thuis van mensen die allerlei bovennatuurlijke zaken meemaakten. Hij kon dingen, zelfs als ze achteraf niet waar waren, altijd op een zeer overtuigende wijze vertellen. En ik geloofde al die verhalen. Toen hij in Leiden ging studeren, was ik ongeveer 16 jaar en ik vond het altijd erg interessant hem op te zoeken. Al spoedig kwam mijn broer daar in aanraking met drugs en begon hij hasj te roken. Toen ik een keer bij hem was zei hij tegen me: “Je moet het ook eens proberen, met hasj kan je God ervaren en bovennatuurlijke dingen meemaken.” Omdat ik daar erg in geïnteresseerd was, begon ik ook hasj te roken.

Mijn broer was in allerlei godsdiensten geïnteresseerd en was vooral veel bezig met de Oosterse godsdiensten. Het was in die tijd ook erg in. De Beatles hadden een goeroe en veel goeroes kwamen naar het naïeve Westen om hun geluk te beproeven waar velen, ook wij, werden misleid. Mijn broer overtuigde mij en ik begon boeken van de Oosterse meesters te lezen die me erg aanspraken. Mijn broer werd na een tijdje zelfs ingewijd bij een Oosterse goeroe, waar hij een fervente discipel van werd. Daarnaast bleef hij ook veel drugs gebruiken.

Homoseksueel?

Ondertussen was er iets anders voorgevallen in mijn leven wat me veel angst bezorgde. Ik had al gemerkt dat ik seksuele gevoelens voor jongens had. Maar het was nooit tot me doorgedrongen dat ik misschien ‘homoseksueel’ zou zijn. Als ik er nu op terugkijk, weet ik dat dit ook niet zo was, maar het ontbreken van bevestiging van mijn vader en de frustraties en minderwaardigheidsgevoelens naar meisjes leidde ertoe dat ik seksueel meer op jongens werd gericht. Toen ik ongeveer 17 jaar was, kwam ik er op een keer met een schok achter dat ik verliefd werd op een jongen die bij ons in de buurt woonde.

Ik heb een keer toen ik ‘s avonds op bed lag,  een vreselijke ervaring gehad. Opeens was er voelbaar een duistere, duivelse macht in mijn kamer die mij overweldigde met panische angst. Het was alsof deze macht tegen me zei: “Jij bent homoseksueel!” Ik schreeuwde: “Nee, nee, het is niet zo!” Ik had het gevoel dat deze macht probeerde bezit van me te nemen. Dit lukte niet helemaal, maar die grote angst en de schaamte bleef wel aan me kleven. Ik was zo panisch dat ik midden in de nacht naar een park liep en daar God heb aangeroepen met heel mijn hart. Ik heb het in die nacht uitgeschreeuwd: “God, ik ben een man en ik ben niet homoseksueel! U hebt me toch als man geschapen, waarom heb ik die gevoelens? Dit is toch niet uw wil, God?” Uit alle macht bood ik weerstand, maar ik kon me niet zelf verlossen. Ik kende Jezus nog niet persoonlijk en wist niet dat Hij me verlossing kon geven. Maar toch klampte ik me aan God vast. Daarom besloot ik deze gevoelens heel diep weg te drukken en er weerstand aan te bieden. Sinds die nacht was er echter diepe angst en grote schaamte in mijn leven gekomen. Daarna kon ik ook geen hasj meer roken omdat ik dan paniekaanvallen kreeg. Deze grote schaamte en angst hebben mij gelukkig ervan weerhouden toe te geven aan de homoseksuele verlangens en ik ben geen relaties aangegaan.

Religie

Door angst gedreven besloot ik me nog meer over te geven aan ‘godsdienstoefeningen’ van – in dit geval – Oosterse godsdiensten. De diepe reden was dat ik ergens God welgevallig wilde zijn en niet openlijk voor mijn gevoelens en schaamte wilde en durfde uitkomen. Ik dacht: “Als ik maar probeer God te behagen met goede werken zal het wel goed komen.”

Die zomer ging ik met mijn oudste broer en een vriend op vakantie naar Griekenland. Onze godsdienst was een mengeling van religies, bijgeloof en drugs en we gingen dan ook altijd ‘geleid’ door geesten op vakantie. Tijdens die vakantie in Griekenland had ik een keer een ervaring, hoewel ik het pas later begreep. In mijn gedachten zocht ik God en bad ik tot Hem en toen ik een keer aan het bidden was, ervoer ik heel duidelijk dat er een scheiding was tussen mij en God. Maar ik wist totaal niet wat dit betekende. Wel begreep ik dat deze scheiding onoverbrugbaar was en weggenomen moest worden voor ik vrede met God zou kunnen krijgen. Toen ik later tot bekering kwam, begreep ik dat ik had ervaren wat  in Jesaja 59:1 staat: “Zie, de hand des Heren is niet te kort om te verlossen, en zijn oor niet te onmachtig om te horen; maar uw ongerechtigheden zijn het, die scheiding brengen tussen u en uw God, en uw zonden doen zijn aangezicht voor u verborgen zijn, zodat Hij niet hoort

Toen ik deze tekst las, begreep ik dat het nodig was dat de Heer Jezus stierf voor mijn zonden om die scheiding tussen mij en God weg te nemen. Hij had mijn zonden op zich genomen, om mij weer tot God terug te kunnen brengen. Maar op dat moment in Griekenland was het helaas nog niet zover. Terug van vakantie werden mijn frustraties hoe langer hoe groter en de angsten dieper. Ik probeerde ‘God’ te dienen, maar was verward door alle godsdienstige ideeën die ik in mijn hoofd had. Ik las veel in het boek De Meesters van het verre Oosten, wat voor mij als een soort Bijbel was.

In die tijd liep ik stage in Sassenheim voor mijn opleiding als analist en woonde daar op kamers. Ik begon hoe langer hoe zweveriger te worden en geloofde dat als ik maar ‘geloof’ had, ik op water kon lopen en door deuren heen kon gaan zoals Jezus na Zijn opstanding. In volle overtuiging probeerde ik wel eens op water te lopen of door een deur heen te gaan, wat gelukkig nooit lukte, maar wat me toen wel frustreerde. Op het werk vertelde ik ook zulke verhalen aan mijn afdelingschef: “Als je gelooft”, zei ik tegen hem, “kan je door deuren heenlopen.” Die arme chef zat me dan met verbaasde ogen glazig aan te kijken en ik verweet hem dan zijn ongeloof… Het probleem was dat ik zelf niet eens wist waarin ik moest geloven.

Heel mijn geloof was gebaseerd op een mengeling van vage ideeën. Vooral het grote New Age idee: ‘in ieder mens woont de Christusvonk’ en ‘ieder mens is in wezen god zelf’. Je hoefde het alleen maar te geloven en ernaar te handelen om het werkelijkheid te doen worden. Maar het was moeilijk om alles perfect te doen! Als ik bijvoorbeeld een kopje scheef op een schoteltje zette, dacht ik werkelijk dat het universum verstoord was… De meesters leerden ook dat je ‘de Christus’ niet buiten jezelf moest zoeken. Ze zeiden letterlijk: “Je moet hem zoeken in de binnenkamer van je hart. Daar is de Christus. Jij bent in wezen de Christus. Wees een Christus!”

Zo was ik, buiten de verlossing van Jezus Christus om, bezig te proberen ‘de Christus’ te worden. Wat een dwaasheid! Wat een leugens, angsten en frustraties heeft dit gegeven in mijn leven! Toch probeerde ik mij in te beelden dat ik gelukkig was en dat ik de waarheid gevonden had. Helaas maakt geloof in leugens je gebonden en werkt het alleen maar vernietigend. Alleen geloof in de waarheid maakt vrij!

Op een avond zat ik op mijn kamer te mediteren. Door deze meditatie had ik een relatieve zielerust gevonden. Mijn geloof was dat naast Jezus Christus, Boeddha, Mohammed, Shiva etc., ook christussen waren. Om die reden las ik ook wel eens in de Bijbel. Die avond was ik net aan het zoeken ‘in mijn binnenkamer’ om ‘de christus’ te ontmoeten toen ik de Bijbel nam en zomaar ergens begon te lezen. Wat ik toen las, gaf mij een vreselijke schok:

“Indien dan iemand tot u zegt: Zie, hier is de Christus, of: Hier, gelooft het niet. Want er zullen valse christussen en valse profeten opstaan en zij zullen grote tekenen en wonderen doen, zodat zij, ware het mogelijk, ook de uitverkorenen zouden verleiden. Zie, Ik heb het u voorzegd. Indien men dan tot u zegt: Zie, Hij is in de woestijn, gaat er niet heen; zie, Hij is in de binnenkamer, gelooft het niet (Matt. 24:23-26)

Een grote angst kwam in mijn hart en de gedachte kwam in mij op: “Zou ik misschien misleid zijn?” Van die dag af begon mijn ‘geloof’ te wankelen en dat door maar één woord wat Jezus sprak: Indien men tot u zegt; zie, hij is in de binnenkamer, GELOOFT HET NIET! Ik was in de veronderstelling dat ik alles moest geloven. Maar hier zei Jezus: Gelooft het niet; niet alles is waar. Ik begon te twijfelen. Geloofde ik wel de waarheid? Was ‘de christus’ wel in mij? Was ik wel op de goede weg?

Bij wat ik geloofde,  ervoer ik ook geen enkele warmte en nabijheid van God. Voor mij was God heel ver weg en ik kon me gewoon niet voorstellen dat Hij mij persoonlijk kende, laat staan van mij hield! Ik moest heel veel doen om Hem welgevallig te zijn. Volgens mij interesseerde God zich helemaal niet in mij en wilde Hij ook niets voor mij te doen.

Op een gegeven moment waren we op bezoek bij vrienden van mijn broer in Friesland. In die tijd gingen veel hippies daar op het platteland wonen, omdat de geestelijke wereld in de provincie zogenaamd beter te bereiken was. We waren op bezoek in een soort commune van een meisje dat zei dat ze heks was. Onder de bezoekers was ook een aantal Amerikaanse hippies. Ze vertelden hoe de geesten hen leidden op reis door de wereld. Op een gegeven moment noemden zij een boek dat de Aquarian Gospel heette. Het boek ging over het leven van Jezus, en er werden verhalen in verteld die niet in de Bijbel stonden, zoals het verhaal  dat Jezus in India en Griekenland was geweest en over de wonderen die Hij daar gedaan zou hebben.

Omdat ik erg in Jezus geïnteresseerd was, besloot ik dit boek te kopen. Ik weet nog goed dat ik die avond een nieuw soort vreugde had. De gedachte dat Jezus me persoonlijke kende en nieuwe dingen aan mij wilde openbaren maakte me blij. God heeft deze gebeurtenis gebruikt om me open te maken voor een werkelijke ontmoeting met Zijn Zoon Jezus.

Ik wist toen niet dat dit boek een grote misleiding was. Daar zou ik later achter komen. Maar alleen al de gedachte dat Jezus me zou kennen en in me geïnteresseerd zou zijn, vervulde me met blijdschap.  Ik dook dus in mijn nieuwe boek en hoopte op nieuwe openbaringen. Maar omdat Jezus niet gepredikt werd als degene die voor me gestorven en opgestaan was, vond ik geen vrede. Integendeel, de angsten en onzekerheden werden juist hoe langer hoe groter.

In die tijd hoorden we ook veel over de zogenaamde ‘Jesus People’. Ik kwam ze wel eens tegen voor het station, maar ging dan toch maar met een grote boog om hun heen om niet aangesproken te worden. Maar als de Jesus People door mijn vrienden belachelijk werden gemaakt, verdedigde ik ze altijd en zei dan dat ik ook geloofde dat Jezus leefde, maar dat ik ook in andere godsdiensten geloofde.

Op een gegeven moment kreeg ik een folder van een zekere David Wilkerson die in Den Haag zou komen. Op de folder stond: ‘Jezus doet nog wonderen’. “Hé”, dacht ik, “dat is interessant.” Ik herinnerde me dat ik als achtjarige zo aangesproken was door het feit dat Jezus vandaag nog wonderen kan doen. In die tijd had ik een Antilliaanse vriend wiens moeder medium was. In hun huis hadden ze ook altijd seances. Toen ik bij hen kwam, vertelde ik enthousiast dat er op zaterdagavond een meeting zou zijn waar Jezus wonderen zou doen. Ze antwoordde me toen: “O, maar daar hoef je niet voor naar Den Haag te gaan, bij ons doet Jezus ook wonderen. We roepen geesten op die met ons praten en ons ook wonderen tonen. Je kunt beter zaterdag met ons meegaan want wij hebben die avond ook een meeting waar Jezus wonderen doet.” Ik dacht: “Hé dat is wel wat, dan zal ik dat maar doen.” Dan hoefde ik niet naar Den Haag te gaan. Toen ik naar huis liep, dacht ik na over haar voorstel en bad op mijn wijze tot God om te vragen wat Hij wilde. Een paar uur later werd ik opgebeld dat de seance zaterdag niet door ging omdat deze vrouw ziek was geworden. Wat is God toch groot in zijn bescherming!

De volgende dag ging ik naar Den Haag met de trein en nam daar de tram naar de Houtrusthallen. In de tram kwam ik een vriend van me tegen die naast me ging zitten. Hij vroeg: “Wat ga jij doen vanavond?” Ik zei hem heel naïef dat er een soort samenkomst was, waar Jezus wonderen ging doen en dat dat mij interesseerde. Mijn vriend keek me vreemd aan, maar we schrokken ons allebei rot toen ineens iemand achter ons opstond en hardop zei: “Prijst de Heer, broeder!” De man was zo enthousiast, dat hij me haast omarmde. Ik schrok me wild en dacht: “Wat een mafkees, die zegt zomaar: ‘Prijst de Heer’ en volgens mij ben ik je broer niet eens!” Later begreep ik dat die man echt dacht dat ik een gelovige was en me zag als een broeder in de Heer, maar ik vond het maar vreemd dat een wildvreemde me ‘broeder’ noemde.

Zo gingen we op weg naar de samenkomst, waar ik me niet veel meer van weet te herinneren. Ik weet nog dat  David Wilkerson na de prediking zei: “We gaan nu bidden en vragen of de Heer zich gaat openbaren.” Toen hij bad, was het alsof er een wind door de zaal ging en ik ervoer de aanwezigheid van God. Toen David een oproep deed, kwamen honderden jongeren naar voren. Zelf ervoer ik ook een drang om naar voren te gaan maar in mijn gedachten zei ik: “Ik geloof toch niet dat dit voor mij is.” Ik dacht er nog wel aan om naar voren te gaan om die arme jongeren te helpen, omdat ik in die tijd werkelijk dacht dat ik diepe openbaringen van God had ontvangen en geestelijk leiding moest geven aan anderen… Ik wist niet dat ik gebonden was door de duisternis en zelf hulp nodig had. Helaas was ik een blinde, die blinden wilde leiden. Op de terugweg was iedereen in de tram aan het zingen en deze blijdschap maakte diepe indruk op me. Zo’n blijdschap kende ik niet!
Al deze voorvallen maakte iets in mijn leven los wat me klaar maakte om de Jezus van de Bijbel te leren kennen en te omarmen.

Ondertussen was mijn oudste broer als discipel ingewijd bij een Oosterse goeroe en werd hij hoe langer hoe zweveriger. Hij stond op het punt zich definitief aan te sluiten bij deze sekte. In die tijd was hij een keer in Amsterdam met deze sekte aan het ‘evangeliseren’ in het Vondelpark. Bij ‘toeval’ vond hij een folder van de Evangelische Bijbelschool ‘Het Brandpunt’, die hij in zijn zak stopte. Ook bij mijn broer was er toch altijd een diep respect gebleven voor Jezus en de Bijbel. We vonden alleen dat die evangelische mensen een beetje kortzichtig en arm waren. Voor ons bevatte iedere godsdienst een gedeelte van de waarheid, dus ook het christendom. Voor ons waren er immers meerdere wegen tot God en die unieke plaats die Jezus had zagen we niet.

Omdat mijn broer op zoek was naar de invulling van zijn leven en geestelijke zaken hem aantrokken, was hij best geïnteresseerd in deze folder van de Bijbelschool. Zo besloot hij een inschrijfformulier aan te vragen. Ik weet nog dat we dit formulier samen invulden en vragen tegenkwamen waar we niets van begrepen. Zo was er de vraag: ‘Kent U Jezus Christus als persoonlijke verlosser en heiland?’ We moesten erg om zulke, naar onze mening naïeve vragen lachen en mijn broer vulde op goed geluk ‘ja’ in op zulk soort vragen. En het ongelooflijke gebeurde: mijn broer kreeg een uitnodiging voor een intakegesprek. Als een langharige hippie, nog midden in de duisternis, ging hij erheen. Wat er precies gebeurd is weet ik niet, maar God moet de ogen van de verantwoordelijken daar gesloten hebben, want mijn  broer werd wonder boven wonder aangenomen op de Bijbelschool!

Bekering

Zo ging mijn oudste broer, als ingewijde discipel van een goeroe, naar de Bijbelschool en nam hij al zijn occulte boeken mee. Hij zou de mensen daar wel leren, dat er meer was dan Jezus alleen… Nu was er op de Bijbelschool een jongen, die dezelfde achtergrond van occultisme en drugs had als hij, maar op een heel wonderlijke en krachtdadige wijze tot bekering was gekomen. Hij zag direct, dat mijn broer niet bekeerd en nog in de duisternis was. Hij vroeg aan hem of hij Jezus wel persoonlijk had aangenomen en na een lang gesprek zag mijn broer in dat het niet goed zat met zijn leven en kwam hij ertoe werkelijk Jezus aan te nemen en vergeving van zonden te ontvangen.

Ik wist echter niet dat dit gebeurd was op de Bijbelschool en het eerste weekend dat mijn broer thuiskwam was ik stomverbaasd toen ik hem zag. Zijn gezicht straalde namelijk en ik vond hem zo veranderd dat ik gelijk uitriep: “Joh, wat is er met jou gebeurd?” Direct zei hij: “We hebben ons vergist, we zijn verkeerd bezig geweest, want Jezus is de enige weg; niemand komt tot de Vader dan alleen door Hem.” Ik dacht dat hij geflipt en gek geworden was! Ik ergerde me mateloos aan die woorden: ‘niemand komt tot God dan alleen door Jezus.’ Ik dacht: “Wat een hoogmoed”, want ik begreep direct de gevolgen van die woorden. Als dit waar zou zijn, dan hield dat in dat al die andere godsdiensten niet de weg tot God waren, en dat ik me vergist had. Ik zei dan ook geërgerd tegen mijn  broer, dat ik dit wel te ver vond gaan en erg belachelijk vond. Mijn broer zei toen dat het Jezus Zelf is die dit zegt, en dat het geen menselijke theorie is. Die avond hadden we een  lang gesprek. Daarna begreep ik dat ik een keuze moest maken wat betreft de persoon van Jezus. Of Jezus was een gemene leugenaar óf wat Hij zei was de waarheid en dat hield in dat ik me moest bekeren en me af moest wenden van deze dwaalwegen. Toen ik zo nadacht over de persoon van Jezus, kon ik niet anders dan zeggen: “Nee, deze persoon is geen leugenaar, dit moet de waarheid zijn.” Maar waarom was Hij alleen de enige weg?

‘Toevallig’ had ik net een boekje gekregen van mijn oma: ‘Het Normale Christelijke Leven’ van Watchman Nee. Toen ik dit boek begon te lezen gingen mijn ogen langzaam maar zeker open waarom Jezus echt de enige weg is. Ik had namelijk vergeving van zonden nodig en verzoening met God en God alleen kon mijn zonden vergeven, omdat Jezus de straf voor mijn zonden had gedragen. Dit had geen enkele andere geestelijk leider in andere godsdiensten gedaan: zijn leven geven voor zijn discipelen. In alle andere godsdiensten moet jij je leven offeren om God welgevallig te zijn en misschien kon je na meerdere levens van goede werken komen tot de volmaaktheid. Maar nu had Jezus, de Zoon van de levende God, Zijn leven gegeven om mij vrij te maken van zonde en schuld. Hierdoor kon God mij op een rechtvaardige basis vergeven en verlossen. Hoe meer ik dit begon te begrijpen, hoe meer ik Gods vrede ervoer.

Toch zou het nog lang duren eer ik me werkelijk kon ontspannen in de genade van God om zo in te gaan in de rust die God voor me had. Ik was zo gewend te werken en te streven om bij God in een goed blaadje te komen dat ik in de praktijk, ondanks dat ik wist dat Jezus alles volbracht had, toch heel de tijd probeerde me voor God en mensen ‘geestelijk’ voor te doen. De realiteit was dat ik heel veel problemen, pijn en zonde gewoon wegstopte en mijn diepe problemen bedolf onder Bijbelteksten en Bijbelkennis. Maar God heeft ons Zijn Woord niet gegeven om onze problemen achter te verbergen, waardoor er in wezen niets verandert. Nee, Gods Woord is als een tweesnijdend zwaard, om de diepe problemen juist open te leggen, zodat God erin kan komen met Zijn heil, verlossing en genezing.

In het begin heb ik vele broeders en zusters dol gemaakt met mijn zogenaamde kennis. In die tijd ging ik met de Bijbelse waarheid om alsof ik de wijsheid in pacht had. Ik las boeken van Watchman Nee en ging deze waarheden dan gelijk onderwijzen aan andere jonge christenen in de koffiebar en deed alsof het iets was, wat ik zelf had ontdekt en beleefd. Het probleem was dat het gewoon nog niet helemaal waarheid was in mijn leven, maar voor het grootste deel nog theorie. Ik was echter enthousiast en God gebruikte het toch op Zijn wijze. God zou in de loop van de jaren al mijn muurtjes, van zogeheten kennis, laten vallen om werkelijk mijn hart te kunnen aanraken.

Aan de andere kant zag ik op een geweldige wijze dat Gods Woord de waarheid is en dat het vrij maakt. In het begin had ik er best nog moeite mee te aanvaarden dat alle andere leringen en boeken, zoals het boek van ‘de meesters van het verre Oosten’ en ‘De Aquarian Gospel’, leugens waren. In het boek ‘De Aquarian Gospel’ werd geleerd, dat de vader van Abraham een volgeling was van Brahma, een hindoegod. Dit werd gezegd om te ‘bewijzen’ dat Abraham zijn geloof had van zijn vader en dat daarom dus alle godsdiensten goed waren. Gods Woord echter openbaarde de leugen; want ik las in de Bijbel het volgende: “Terach, de vader van Abraham en de vader van Nachor, en zij hebben andere goden gediend” (Jozua 24:2). Hierdoor begon ik in te zien dat deze boeken leugens waren.

In dit boek werd onder andere ook geleerd dat Jezus naar Egypte ging als kind om daar onderricht te ontvangen van de wijzen van Soan, een soort ‘profetenschool’ in Egypte. Het waren deze wijzen die Jezus zouden hebben ingewijd in de ‘goddelijke’ kennis en wijsheid. Toen las ik in de Bijbel het volgende wat me de schellen van de ogen deed vallen: “Louter onverstandigen zijn de vorsten van Soan, de wijste raadslieden van Farao; een dwaze raad, Verdwaasd zijn de vorsten van Soan, zij leiden Egypte op een doolweg. De Here heeft hun een geest van bedwelming ingegoten, zodat zij Egypte op een doolweg leiden bij al wat het doet” (Jes. 19:11). Zo ervoer ik hoe de waarheid mij vrij maakte.

Ik was inmiddels 21 jaar en ik begon God te bidden wat Hij van mij wilde in mijn verdere leven. Ik moest nog in militaire dienst, maar had besloten dienst te weigeren. Daarom had ik na mijn studie als botanisch analist nog enige maanden over voordat ik voor de commissie voor dienstweigeraars moest verschijnen. Ik ging werken in een bejaardentehuis en hielp bij het wegbrengen van maaltijden voor bejaarden.

Op een gegeven moment ontmoette ik een broeder uit Den Haag in de koffiebar van Youth for Christ. Van hem hoorde ik over een zojuist geopend opvangcentrum voor verslaafden in Den Haag, onder de naam Hebron. Toen ik vertelde dat ik nog tijd over had, zei hij mij dat ze mensen zochten om wat opknapwerk te doen, zoals behangen en schilderen. Ik wierp tegen dat ik dit niet lang kon doen, omdat ik nog in militaire dienst moest. Maar zijn antwoord was dit: “Als je gehoorzaam bent aan God en je doet wat God zegt, dan zal Hij er door middel van een dominee voor zorgen dat je niet in militaire dienst hoeft.”

Deze broeder zei nog andere dingen en ik ervoer zijn woorden als profetieën van God. Dit vervulde me met blijdschap. Jaren later zou blijken dat alles wat deze broeder gezegd had uitkwam. Door een wonder, mede dankzij een dominee, zou ik uit dienst blijven, terwijl hier menselijk gezien geen enkele mogelijkheid toe was. Later ontmoette ik deze broeder weer eens. Ik herinnerde hem aan wat hij toen tegen mij gezegd had en vertelde hem dat het profetisch uitgekomen was. Het bleek dat hij niet eens in profetie geloofde! Maar God had hem toch daarvoor gebruikt.

Zo kwam het dat ik op een dag naar Den Haag toog om kennis te maken met dit opvangcentrum en om daar wat te gaan klussen. Het centrum bleek opgericht te zijn door tante Olly en tante Molly (wat een andere naam voor tante Myra was). Na de tweede David Wilkerson campagne in Den Haag bleek er grote behoefte te zijn aan een opvangcentrum en deze zusters hadden de moed gehad daarmee te beginnen.

Nadat ik met deze zusters gesproken had, besloot ik voor een paar maanden te gaan helpen. De bedoeling was niet dat ik echt betrokken zou zijn bij de opvang van de verslaafden. Ik zou alleen maar wat opknapwerk gaan doen. Ik was dan ook totaal niet klaar om het zware  werk onder verslaafden op te pakken, die ook nog vaak heel occult gebonden waren. Toch liepen de dingen heel anders. Eigenlijk waren alle medewerkers groentjes op dit vlak en vaak onkundig op het gebied van de verslavingsproblematiek. In die periode wist haast nog niemand hoe verslaafden precies geholpen moesten worden, maar we vertrouwden op de Heer.

Omdat ik zelf ook drugs had gebruikt (al ik harddrugs nooit had aangeraakt), werd ik al snel gezien als een ‘deskundige’. Mijn mening werd vaak gevraagd en zo kreeg ik gelijk een grote verantwoordelijkheid in dit opvangcentrum. Dit werd nog versterkt doordat medewerkers het vaak niet aankonden en wegvluchtten. Ondanks de moeilijkheden deed ik het met plezier voor de Heer en we maakten vaak heel fijne dingen mee, hoewel het emotioneel hoe langer hoe zwaarder werd. Diep in mijn leven waren niet opgeloste problemen en ik had schaamte en schuld vanwege mijn homoseksuele gevoelens diep weggestopt. Toch klampte ik me met alles wat in mij was aan God vast.

Door God te dienen en te evangeliseren probeerde ik diepere vrede in mijn ziel te vinden. In het begin van mijn bekering had ik wel eens een lijst gemaakt van zonden waarvan ik vond dat ik die moest belijden, wat ik dan samen met een vriend had gedaan. Dit gaf toen wel een gevoel van opluchting maar er bleef onvrede. Het werkelijke Evangelie van Gods genade kende ik nog niet. Ik wist nog niet dat mijn belijdenis van zonden op zich geen voorwaarde tot vergeving is. Nu weet ik dat alleen geloof in het volbrachte werk van Jezus volkomen vergeving van zonden brengt, door het bloed van Jezus alleen, zonder ‘belijdenis’ als voorwaarde. Belijdenis is alleen nodig om die vergeving ook daadwerkelijk te ontvangen.

Ondanks dat ik werkelijk alles wilde belijden, durfde ik de echte problemen aan niemand te vertellen. Schaamte en trots hielden me vast om dit met wie dan ook te delen. Ik kwam wel eens in samenkomsten, waar de heilige Geest krachtig werkte. Dan voelde ik mij ellendig en werd ik soms helemaal benauwd door de duisternis en problemen in mijn leven. Als er dan een oproep werd gedaan, zat ik als het ware vastgenageld aan mijn stoel en durfde, door schaamte en trots, niet naar voren te gaan voor gebed. Mijn reactie was hard te gaan bidden. Na afloop van zo’n dienst deed ik dan heel enthousiast, om maar te laten zien dat het ‘goed’ ging met mij, maar diep van binnen voelde ik mij beroerd.

Ik wilde alles wel  voor God doen, behalve eerlijk aan iemand vertellen dat ik problemen had met zelfbevrediging en homoseksuele gevoelens. Ik schaamde me er zo voor, dat ik liever zou sterven, dan dat aan iemand te vertellen. In mezelf zei ik altijd: “Heer, ik heb dit aan U beleden, het is vergeven en ik hoef het verder aan niemand te vertellen.” In wezen stopte ik mijn probleem diep weg door schuld en schaamte. Op deze momenten kon ik zien dat de duisternis het licht haat en niet wil dat zaken in het licht komen. Ook begreep ik dat het zo nodig is dat we de diepe dingen van ons leven opengooien (in het licht brengen) om verlossing te ontvangen. Alleen dan kan het bloed van Jezus ons reinigen en bevrijden. Gelukkig is God zo liefdevol, genadig en geduldig. Hij wacht totdat we het wel aankunnen en geeft dan meerdere kansen.

Wat niemand ooit mocht weten

Ik was op een dag aan het vasten en bidden en zei tot de Heer: “Heer, ik wil U dienen, ik wil alles voor U doen. Zeg maar wat U wilt dat ik doe!”

Het is heel mooi zo te bidden, maar ook heel gevaarlijk… Het zou wel eens kunnen dat de Heer dingen vraagt die je helemaal niet wilt! Dat gebeurde dan ook bij mij. Plotseling hoorde ik dit in mijn hart: “Dick, je moet eens aan tante Myra (de directrice van het opvangcentrum) gaan vertellen dat je problemen hebt met homoseksuele gevoelens en haar om gebed vragen.” Toen ik dit hoorde, klopte mijn hart haast uit mijn borst en begon ik helemaal te zweten. Ik dacht: “O nee hè, dit nooit, nooit! Dit zal niemand, nooit, nooit van mij weten!” Maar met heel veel moeite kwam ik toch tot een soort overgave. Ik zei: “Heer, dan moet U dit maar leiden.” Gedurende minstens drie maanden worstelde ik verder, zonder het ooit aan tante Myra te durven vertellen. Na een tijdje begon ik te denken dat ik het misschien wel zelf verzonnen had. Waarom moest ik zoiets aan een mens vertellen? Ik had het toch beleden aan de Heer? Ik durfde niet meer te veel te bidden en te vasten… Stel je voor dat de Heer weer zoiets afschuwelijks zou vragen! Toch kon ik er geen rust bij vinden en omdat ik hoe langer hoe meer mijn innerlijke vrede begon te verliezen, heb ik op een avond de stoute schoenen aangetrokken. Midden onder een telefoongesprek, dat overigens over een ander onderwerp ging, zei ik tegen tante Myra dat ik problemen had gehad met homoseksuele gevoelens, maar dat de Heer me verlost had. Door schaamte maakte ik het mooier dan het in werkelijkheid was, want ik had er nog steeds veel strijd mee. Toch gaf alleen al het feit dat ik het aan iemand had kunnen vertellen me veel opluchting en dat bracht al een stuk verlossing. Desondanks zouden er nog jaren voorbij gaan, voordat de diepe wortels van de problemen aangepakt zouden worden. Achteraf heb ik het altijd jammer gevonden dat ik me toen niet echt voor de Heer heb kunnen vernederen om deze problemen werkelijk in waarheid en in de diepte te kunnen belijden en hiervoor ook gebed en bevrijding te zoeken. Ergens hielden schaamte en trots me tegen dit te doen. Ik wilde mijn christelijke gezicht niet verliezen; ik was immers een gerespecteerde medewerker van een opvangcentrum! Dan kan je toch geen grote problemen meer hebben? Wat kan een mens toch vroom zijn! Ik leek wat dat betreft op Jakob in de Bijbel. Hij vluchtte voor de werkelijke problemen van zijn hart, zijn manipulatie en hielenlikkerij, totdat hij God ontmoette in Pniël en de Heer hem in de worsteling aanraakte. Daarna ging het Jakob niet meer om zijn geboorterecht of bediening, maar wilde hij God leren kennen en door Hem gezegend worden.

Zo moest God ook mij op een punt brengen dat ik de werkelijke problemen van mijn hart onder ogen zou durven zien om ze bij Hem te brengen.

 Beproevingen

Ik was 23 jaar en had ongeveer een jaar meegewerkt in het opvangcentrum, toen er grote problemen kwamen tussen tante Olly en tante Molly (Myra). Een lange machtsstrijd begon, wat eindigde in een scheuring in het huis. Tante Olly ging met een aantal medewerkers weg omdat ze vond, dat tante Myra van de duivel was bezeten. Al met al was het zeer onverkwikkelijk en voor mij heel moeilijk te aanvaarden. Toen ik tot bekering kwam dacht ik echt dat onder christenen altijd liefde, vrede en begrip zouden heersen. Dat werd al heel snel een koude douche…

Helaas is er nog steeds veel haat en nijd onder christenen. Meestal is dat alleen omdat we eigenlijk niet willen verliezen en bij onenigheden op onze rechten blijven staan zonder de minste te willen zijn. Er is wel eens gezegd dat de Kerk het enige leger is dat zijn eigen soldaten afschiet! Wat is het toch belangrijk om telkens in berouw terug te gaan naar het kruis, waar Jezus voor ons gestorven is, maar wij ook met Hem gestorven zijn!

Het is zo jammer te zien dat veel christenen, na een scheuring in hun kerk, door bitterheid van hun geloof afvallen en soms zelfs de Heer de rug toekeren. Hadden ze maar begrepen dat God deze dingen vaak toestaat, opdat ons hart in waarheid alleen op Hem gaat steunen en we de volmaaktheid niet meer van elkaar en van de gemeente verwachten maar alleen van Hem.

God heeft me door Zijn genade ervoor bewaard bitter te worden, wat had kunnen gebeuren door wat ik onder christenen meemaakte. Ik ervoer nog zo mijn eigen schuld en onwaardigheid dat ik dacht: “Als God mij genadig is, zal Hij ook genadig voor de ander zijn.” Deze houding bewaarde mij voor veel bitterheid.

Toch ging ik echt door het vuur. Ik had het gevoel dat ik na mijn bekering nog nooit zoveel strijd had gehad. Door al deze voorvallen leerde ik me alleen aan de Heer Jezus vast te klampen. In Hem vond ik een geweldig trouwe Vriend, die wel volmaakt was. In die periode schreef ik in mijn dagboek: “Wat geeft het als de duivel mij pijn doet en breekt? Mijn lijden brengt mij alleen dichter bij Jezus en Jezus reinigt mij door het lijden.”

Wat mij in het begin ook enorm geholpen heeft om alle strijd en moeilijkheden te aanvaarden, was het boekje ‘From prison to praise’, waarin geleerd wordt, hoe belangrijk het is God onder alles, in alles en voor alles te prijzen, omdat Hij God is en alle dingen doet medewerken voor degenen die Hem liefhebben (Rom. 8:28). Het was voor mij een geweldige zegen  dat ik dit mocht leren; het heeft me voor veel bitterheid en depressie bewaard.

Naar Frankrijk

Toen het opvangcentrum Hebron twee jaar bestond, werd eind 1974 het plan geboren een tweede centrum te openen in Zuid-Frankrijk. Ik was ondertussen min of meer de rechterhand van tante Myra geworden, en reisde daarom begin 1975 met haar en een andere medewerker naar Frankrijk om terreinen te zoeken. Na meerdere plekken te hebben bekeken, werd uiteindelijk besloten terrein aan te kopen in de Languedoc in de Minervois. Het plan was om hier wijngaarden te planten, zodat wij later met de inkomsten hiervan in ons levensonderhoud konden voorzien.

In mei van dat jaar viel het besluit dat een groep medewerkers naar Frankrijk zou verhuizen. Het groepje bestond uit tante Myra, een andere medewerker en ik. Ik had serieus gebeden voor bevestiging of ik naar Frankrijk moest, zoals  een keer toen ik in de kerk van mijn ouders was. Op het moment dat ik bad tot God: “Heer, toon me de weg die ik gaan moet!” begonnen we het volgende lied te zingen:

“Wat de toekomst brengen moge, mij geleid des Heren hand. Moedig sla ik dus de ogen naar het onbekende land. Leer mij volgen zonder vragen; Vader wat Gij doet is goed! Leer mij slechts het heden dragen met een rustig kalme moed.”

Dit lied sprak heel diep tot mijn hart en ik ervoer dat God zei: “Ga, naar dit onbekende land.”

Zo gingen we, uitgezegend door onze gemeente in Den Haag, naar Zuid-Frankrijk. Tante Myra nam een kamer in een naburig gehucht en wij sliepen in een gammele tent op het terrein, waar later het tweede opvangcentrum ‘Horeb’ gebouwd zou moeten worden. Tante Myra was echt een vrouw van geloof. Wat haar betreft had de Heer gesproken, maar op dat moment hadden we niets anders dan een kaal terrein en een tent. Dat leek nog niet zo erg op een tweede opvangcentrum… Maar we waren pas bekeerd en enthousiast en alles was nieuw. De aanvallen werden ons niet bespaard. In Nederland deden er veel roddelverhalen over ons de ronde. Menselijk gezien was het dan ook een ongeloofwaardig project. Zeker de mensen die niet meemaakten wat wij meemaakten begrepen er niets van!

We hadden vaak diepe ervaringen met de Heer en merkten dat Hij op een diepe wijze werkte en ons bevestigde op Zijn weg. Vaak ervoeren we op een speciale wijze Gods bescherming. Op een keer was de heuvel op ons terrein helemaal afgebrand, maar de brand was op een heel wonderlijke wijze precies voor de grens van ons terrein opgehouden. De duivel kan aanvallen, maar hij kan nooit verder gaan dan de Heer toestaat! Er zal geen hoofdhaar van ons hoofd vallen zonder dat Hij het wil (Matt. 10:30).

Al snel begrepen we dat we niet te lang in een tent konden blijven. Toen hoorden we dat er in de buurt een forellenkwekerij te koop aangeboden werd. Nadat we ervoor gebeden hadden, werd duidelijk dat we deze kwekerij moesten kopen. Dit zou ons in de gelegenheid stellen in één keer inkomsten te hebben, tuinen aan te leggen en een woning te hebben. Zo trokken we op 22 juni 1975 naar Cantignergues naar de forellenkwekerij, ongeveer een kwartier rijden van ons terrein. Dit was uiteraard weer een compleet nieuwe uitdaging voor mij, omdat ik geen flauw idee had hoe men forellen kweekt! Maar met boeken, veel gebed en hulp van collega’s uit de omgeving die ik later leerde kennen, is dat toch gelukt. Het was maar een kleine kwekerij, prachtig gelegen aan een kristalhelder riviertje in een idyllisch dal, net aan het begin van de Montagnes Noires. De omgeving was sprookjesachtig mooi, met schitterende bloemen, orchideeën en dieren. God wist dat ik als botanisch analist daar mijn hart zou kunnen ophalen! Als we God vertrouwen, en ons aan Hem overgeven, zal Hij ons echt de ‘wensen van ons hart’ geven! Tante Myra hielp met haar 68 jaar nog hard mee op de kwekerij. Ze vond het vooral heerlijk om met de mensen te praten die in een vijver op de kwekerij zelf hun forellen konden vangen. Als een lief en charmant ouder dametje over Jezus begint, is het heel gemakkelijk om te luisteren!

In die tijd begonnen ook de eerste jongens uit Nederland te komen voor verdere nazorg. Alles was nog nieuw en een uitdaging en niemand maakte dan ook veel problemen van alle primitieve toestanden, zoals één douche en toilet voor tien mensen, een schuur om in te slapen enz. Het toilet was bovendien in een hoekje van de huiskamer geplaatst met maar een heel dun muurtje en deurtje. Als er dan iemand naar het toilet moest, deden we altijd even een lofprijsbandje in het cassetterecordertje dat op de vensterbank stond… Als het onze beurt was om een douche te nemen, moesten we regelmatig haren uit onze sponzen plukken. Verder was er, net buiten de ‘slaapschuur’, een grote, geel verbrande plek waar met de beste wil van de wereld geen braamstruiken wilden groeien vanwege de sterk verzuurde en vervuilde grond.

In de loop der jaren werden er in het gehucht Cantignergues meerdere huizen bij gekocht en het werk zou tot zegen zijn voor veel jongeren. Makkelijk was het niet, maar mijn gebed was altijd : “Heer, gebruik alles om mij te vormen tot hoe U mij wilt hebben.”

Ik zou nog verder kunnen ingaan op wat we allemaal meemaakten in het werk, de strijd en de overwinningen, maar dat is een heel verhaal op zich. Ik wil me beperken door alleen te vertellen wat God in deze periode in en en met mij heeft gedaan.

Blokkades

Ondanks dat ik fijne momenten met de Heer meemaakte, was er toch altijd een druk in mijn leven, en kwam het maar niet tot een doorbraak. Ik werd snel moe, vooral met autorijden. Als ik de zangdienst of Bijbelstudie moest doen ervoer ik ook deze moe- en matheid. Op de één of andere wijze kon ik de Heer niet echt met vreugde dienen. Ik voelde me altijd onwaardig en schuldig, mede door mijn homoseksuele gevoelens en het feit dat ik geen overwinning had over zelfbevrediging. Over deze dingen schaamde ik me heel erg, mede doordat ik er ook niet echt open mee kwam, al was tante Myra er wel van op de hoogte en werd er ook voor gebeden.Wij vroegen samen in gebed wat toch deze matheid was in mijn leven. Op een gegeven moment kwam tante Myra ermee dat de Heer haar geopenbaard had dat er een familieban en een geest van dood in mijn familie zou zijn. Ook zou er nog een vloek vanuit de oorlog zijn die te maken had met de nazi’s. Tante Myra kreeg ook een woord uit Jozua 7, waarin wordt verteld dat Achan iets van het gebannene nam en er een ban kwam over het volk. De tekst die ze voor mij kreeg was: Daarom kunnen de Israëlieten geen stand houden tegen hun vijanden. Zij keren hun vijanden de rug toe, want zij liggen onder de ban. Ik zal voortaan niet meer met u zijn, indien gij niet de ban uit uw midden uitdelgt. Sta op, heilig het volk en zeg: Heiligt u tegen morgen, want, zo zegt de HERE, de God van Israël: er is een ban onder u, Israël, gij kunt geen stand houden voor uw vijanden, voordat gij de ban uit uw midden hebt verwijderd.” (Joz. 7:12-13)

Helaas werd toen niet de blijde boodschap erbij verteld, dat de Heer Jezus elke vloek en ban gedragen had, van mij en mijn voorgeslacht. Natuurlijk kunnen er dingen zijn die opgelost moeten worden, en vloeken uit het voorgeslacht kunnen je binden. Maar het moet altijd benaderd worden vanuit het volbrachte werk van Jezus aan het kruis. Ik kan nooit een vloek of ban breken door iets wat ik al dan niet doe, maar alleen door mijn geloof dat Hij de ban en vloek gebroken heeft op Golgotha. Doordat dit niet goed werd uitgelegd, ben ik in een grote misleiding terechtgekomen.

Naar aanleiding hiervan voelde ik me gedrongen brieven te schrijven naar mijn ouders om hen te zeggen dat er een ban in de familie was en dat dit waarschijnlijk iets met de nazi’s te maken had of de Hitlergroet. Mijn ouders begrepen er helemaal niets van en ontkenden in alle toonaarden. Ook als ik erover schreef aan mijn oudste broer, werd er in onbegrip geantwoord. In deze  erg moeilijke periode schreef ik in mijn dagboek: “O, lieve Heer, ik ben vaak zo onzeker en zo bang misleid te worden. Leidt U mij in rechte sporen om uws naam wil. Help mij tevreden te zijn met wat ik heb en U toch altijd te danken ondanks de enorme strijd en mistbanken… Ik geloof, kom mijn ongeloof te hulp! U hebt alles volbracht.”

Er waren in die tijd erg veel aanvallen, ook vanuit het bestuur van het opvangcentrum in Holland. We waren ervan overtuigd  de weg van God te gaan en vaak schreef ik: “De Heer zal ons de overwinning geven en het licht zal doorbreken.” Toch zou dat op bepaalde vlakken niet gebeuren en op bepaalde punten zou er nooit een doorbraak komen. Het enige licht dat in die jaren door zou gaan breken is dat ik het Evangelie van Gods pure genade beter zou gaan verstaan, namelijk dat ik voor een heilige God mag staan, enkel en alleen door wat Jezus heeft volbracht. In die heel moeilijke tijd ervoer ik wel telkens dat God getrouw is, liefdevol en vol van genade.

Mijn ouders begrepen er hoe langer hoe minder van en ik kwam steeds meer in het nauw. Toen tante Myra een keer in Nederland was en ik alleen was achtergebleven in Cantignergues, belde mijn moeder. Tante Myra werd, zoals zij later zou zeggen, na dit telefoongesprek haast gewurgd door een ‘moordgeest’. Ik wist niet wat ik hiermee aan moest maar tante Myra vond dat ik streng moest zijn. Het liep daarom na een aantal maanden van schrijven uit op een definitieve breuk met mijn ouders, die dit helemaal niet begrepen.

In het begin belde mijn moeder soms op of ze misschien eens langs mocht komen. Ik moest dan van tante Myra op al deze dingen nee zeggen. Mij werd verteld dat ik anders niet vrij kon komen uit de ban en de vloek. Dat was hartverscheurend voor mijn moeder en ook voor mij. Zo heb ik twaalf jaar lang geen contact gehad met mijn ouders.

Wat een onbegrip van het Evangelie van genade, ook in het hart van mijn leidster tante Myra! De ban zou ik echt niet kunnen breken, door met mijn ouders te breken. De ban en vloek is al gebroken: 2000 jaar geleden door Zijn volbrachte werk aan het kruis! O, was dit Evangelie van genade mij toen maar verteld! Ik dacht dat ik het moest doen door te presteren en dat ik de prijs moest betalen. Waren mijn ogen maar open gegaan dat de vloek en de ban al gebroken zijn op het kruis van Jezus!

Wat me staande hield was het feit, dat ik het voor de Heer deed. Ik wilde er alleen voor Hem zijn, heilig voor Hem zijn en dan door Hem machtig gebruikt worden. Alleen, de echte zegen bleef uit… Er werd niets opgelost, omdat het niet uit geloof was, maar uit eigen werken. Ik heb toen uit ervaring geleerd dat de wet je onder de vloek brengt en het werd een zielkwellende en verscheurende tijd. Als mijn moeder dan schreef: “Hebben we dan niet dezelfde Heer?”, dan deed mijn hart pijn en schreeuwde ik het uit naar Hem: “Heer, U kent mijn pijn en de pijn van mijn moeder, maar toch wil ik Uw weg gaan!” Op een dag waren mijn ouders zelfs helemaal naar Zuid-Frankrijk gereden, in de hoop om mij op te zoeken en te zien. Ook toen voelde ik me verplicht om nee te zeggen, maar mijn hart brak, wetende dat mijn ouders op tien kilometer afstand waren en ik ze niet kon zien en spreken. Zo gingen ze met pijn in hun hart weer terug naar Nederland. Toch dacht ik dit echt voor de Heer te doen en ik zocht Hem met heel mijn hart. Ik hoopte, dat mijn ouders ook zo de Heer zouden zoeken om zich te laten doorgronden, maar ze konden niet begrijpen dat er iets met hen fout zou zijn. Ik kreeg geen duidelijkheid over deze zaak en het was het twaalf jaar lang een bron van pijn.

Toch gaf de Heer in zijn liefde vertroosting. Gelukkig laat God alle dingen medewerken voor degenen die Hem liefhebben en deed Hij toch Zijn werk in mij. Dit alles hielp mij uiteindelijk meer en meer het Evangelie van genade te leren kennen. Ik kan nooit rechtvaardig voor God worden door mijn werk of prestatie, maar alleen door geloof in Zijn volbrachte werk. Met heel mijn hart dacht ik God te behagen door met mijn ouders te breken. Tot ik tot de ontdekking kwam dat Gods welgevallen over mij is door wat Jezus heeft gedaan. Uiteindelijk ontmoette ik mijn ouders weer na die twaalf jaar. Omdat ik Gods liefde en genade dieper had leren kennen durfde ik weer contact met hen op te nemen. Mijn breuk met hen had geen genezing en verlossing gebracht. We hebben toen veel dingen uitgepraat, maar er is nooit iets van een ban boven water gekomen. Toch heeft mijn vader nooit echt gezien dat gebrek aan bevestiging, diepe wonden kunnen slaan.  Niet alleen verkeerde woorden, maar ook afwezige woorden kunnen verwonden. Helaas kan niet altijd alles uitgesproken worden en mag men vrede vinden door te vergeven en liefde te geven.  Mijn vader moest wel erkennen dat hij nooit van mij had kunnen maken wat de Heer in die twaalf jaar had gedaan. Mijn vader zag de vrucht van deze moeilijke weg in mijn leven en er onstond tussen ons een diepere relatie.

 Veranderingen

Jarenlang heb ik zo in goede en slechte dagen de Heer gediend in Zuid-Frankrijk. Toen tante Myra tegen de tachtig liep, was het niet altijd makkelijk. Ik trok altijd met haar op, in het werk, op reis, als we op vakantie gingen. Op het laatst moest ik haar bij veel dingen helpen en haar in een rolstoel duwen als ze bijvoorbeeld naar de markt wilde. Ik deed het voor de Heer en vaak ook met een blij hart. Ik moest wel steeds mijn eigen verlangens, vooral naar vriendschappen met mensen van mijn leeftijd, verloochenen en wegdrukken. Dit pakte later niet altijd goed uit. Het is goed jezelf te verloochenen in sommige opzichten, maar er zijn ook verlangens waaraan gehoor gegeven moet worden en die ontplooid moeten worden, anders lijdt je persoonlijkheid schade.

Wat ook heel moeilijk voor mij was dat de beloften waarvan tante Myra zei dat God haar die gegeven had, steeds maar niet uitkwamen. Ze had me verteld dat God haar een visioen gegeven had dat de mensen vanzelf naar het huis Horeb zouden komen, wat ondertussen gebouwd werd op het terrein dat we in eerste instantie gekocht hadden. Ze zouden dan door God met vuur aangegord worden om daarna van die berg af te dalen om dat vuur te brengen aan anderen in de streek en in de wereld. Maar ondanks dat de bouw van het huis gestaag vorderde, was er geen enkele bevestiging dat dit ook echt zou gaan gebeuren. Het plan was dat tante Myra en ik dan in dat huis zouden gaan wonen om deze mensen, die God dan zou gaan sturen, verder ‘op te leiden’. Tante Myra vertelde me altijd dat ik ‘heel speciaal’ was, en een ‘hogere weg’ moest gaan dan de meeste christenen. Jammer genoeg geloofde ik dat toen en besefte niet dat voor God iedereen speciaal is, en dat er maar één weg naar de Vader is: Jezus!

Diep in mijn hart was ik eigenlijk panisch voor dat plan en voelde ik totaal niet Gods roeping daarover. Het huis lag op een enorm eenzame plek, afgesloten van elk menselijk contact, en ik zag mezelf daar eigenlijk niet zitten, helemaal alleen met een oudere, hulpbehoevende en best wel dominante vrouw, zonder dat daar echte leiding en bevestiging van God over was. Toen het huis eenmaal af was, waren er nog steeds geen medewerkers gekomen om het werk in Cantignergues over te nemen, zodat wij naar dat huis konden verhuizen. Uiteindelijk heeft dat huis, waar tante Myra haar hele fortuin aan besteed had, jarenlang leeggestaan, en tot op de dag van vandaag is géén van die beloften en visioenen uitgekomen. Hoe kunnen we ons vergissen! En hoe hebben we elkaar als broeders en zusters nodig om, waar nodig, correctie en evenwicht te ontvangen! Jammer genoeg was dat toen niet beschikbaar voor tante Myra, terwijl  ze daar eigenlijk ook niet zo open voor stond. God heeft dit in mijn leven gebruikt om mij te leren dat Hij wil dat we als een goed gecoördineerd lichaam functioneren en dat we elkaar allemaal nodig hebben.

Op 30 april 1989 overleed tante Myra, in mijn tegenwoordigheid, door een plotselinge hartstilstand. Op dat moment kreeg ik plotseling de verantwoordelijkheid van het werk op mijn schouders gelegd, wat niet eenvoudig was. Het werk was de laatste jaren ook open gegaan voor de Fransen. Ik gaf ook al jaren Bijbelstudies in de naburige dorpen en mijn verlangen was dat het werk meer en meer gericht zou worden op de Franse bevolking. De dag dat tante Myra overleed, kwamen er Franse vrienden op bezoek en direct zei ik tegen ze: “Het werk is ook van jullie, maak er maar gebruik van.”

Een probleem in mijn leven was dat ik nooit een duidelijke, speciale roeping had gekregen om verslaafden op te vangen of een leefgemeenschap te leiden. Ik had altijd meer een algemene leiding van de Heer ervaren in de trend van: “Dit is de weg, wandelt daarop” (Jes. 30:21). Zo kwam het dat ik de volgende jaren veel dingen op de tast heb gedaan, zonder echt Gods wil hiervoor te weten. Meerdere huizen werden opgeknapt, er kwamen veel meer Fransen over de vloer en in een periode van enkele jaren kwamen er verschillende Nederlandse echtparen om als medewerker mee te helpen. Verschillende van deze gezinnen zouden na een paar jaar weer weg gaan omdat de spanning in de leefgemeenschap te groot was en er ook gebrek was aan duidelijke visie. We waren een leefgemeenschap, vingen moeilijke jongeren op (meestal met een verslavingsachtergrond), we waren tweetalig, deden aan zending in de streek, werkten in de huizen, de tuinen en op de forellenkwekerij. Kortom het werk was veelzijdig, maar zonder duidelijke richting of visie. En dat was verwarrend en gaf spanningen.

Na het overlijden van tante Myra kwam er eerst een Hollands echtpaar meewerken met twee kinderen. De voorgangers van de gemeente Nehemia kwamen vaak op bezoek en later heb ik me ook bij hun gemeente in Nederland aangesloten. Sommigen vonden het natuurlijk zielig dat ik niet getrouwd was en probeerden dan ook mij aan meerdere vrouwen te koppelen, want men vond dat ik toch wel een vrouw nodig had.

Nu had ik zelf min of meer aanvaard ’celibatair‘ te blijven. Dit had verschillende redenen: mijn homoseksuele gevoelens, maar ook mijn schaamte en mijn frustraties over mijn mannelijkheid. Ook tante Myra had de overtuiging dat ik ’celibatair‘ moest blijven, en zei mij dat ook. Zij dacht dat dit onderdeel was van de ‘hogere weg’ voor mij, maar ik heb later begrepen dat zij me waarschijnlijk meer voor zichzelf wilde houden. Zelf had ik mijn strijd met homoseksuele gevoelens en mijn eigen verlangen om er daarom ‘alleen’ voor Jezus te zijn. Toch verlangde ik vaak naar intimiteit en iemand te hebben voor mezelf, om lief te hebben en om geliefd te worden.

Op een keer kreeg ik een brief van een zus van een vriend van mij die in Hong Kong werkte, waarin ze schreef: “God houdt van je om wie je bent, niet om wat je doet.” Nu dacht ik dat ze schreef: “Ik houd van jou, om wie je bent en niet om wat je doet.” Toen ik dacht dit te lezen werd ik helemaal warm van binnen en dacht: “Als zij iemand is die van mij houdt om wie ik ben, dan zou ik zo met haar trouwen!” Het leek me geweldig iemand te hebben, die van je hield om wie je bent! Ik kon me zoiets gewoon niet voorstellen, ook niet naar God toe. Ik dacht altijd, dat God van me zou houden als ik maar goed mijn best deed!

Verliefd

Toen ik in het najaar van 1989 een keer in de gemeente Nehemia in Zwijndrecht preekte, werd er iemand die ik niet kende verliefd op mij: Ineke Snaaijer. Een tijdje later schreef zij mij een kaartje met wat gezellige praatjes. Ook hoorde ik van anderen dat ze me leuk vond. Dit trof mij heel erg, omdat ik me haast niet voor kon stellen dat iemand ‘zo maar’ van me kon houden, zonder dat ik daar iets voor had gedaan.

Ik had ook altijd gebeden: “Heer, als U een vrouw voor me hebt zal ik er niet naar zoeken, maar wilt U haar dan naar me toe brengen?” En dat is niet eenvoudig als je in een vergeten uithoek van Frankrijk woont! Toch gebeurde het: Ineke kwam in mei 1990 op bezoek in Cantignergues. Ik vond haar best leuk maar in het begin waren er aardig wat spanningen. Toen we op een maandag met de gasten naar het strand gingen, ging zij ook mee. Omdat het warm was en ik geen T-shirt mee had genomen gaf ze mij een T-shirt van haar en ik trok die aan. Dat deed de vonk overslaan: ik werd verliefd op Ineke. Dat was de eerste keer in mijn leven dat ik verliefd was op een vrouw!

Nu gaven deze gevoelens veel verwarring. Ik had dergelijke gevoelens naar een vrouw weggedrukt en nooit de kans gegeven zich te uiten. Nu het zo sterk naar voren kwam, maakte me dat aan de ene kant blij en aan de andere kant maakte het  me bang. Het  ene moment was ik enorm verliefd op Ineke en het volgende moment werd ze me teveel. Dit was allemaal heel verwarrend. Toen ze dan ook na een weekje weer terugging naar Nederland dacht ik, ondanks dat ik van haar hield: “Hè hè, die is even weg!” Ik was opgelucht. Deze tegenstrijdige gevoelens zouden een bron worden van veel onzekerheid en verkeerde keuzes. Maandenlang bleven deze gevoelens en twijfel mij belagen. Wil God dit wel? Is dit de goede keuze? Moet ik niet met een andere vrouw trouwen?

Een aantal maanden later ging ik weer naar Nederland en ik had besloten het met Ineke uit te maken. Nu had men mij nog geprobeerd te koppelen aan een andere vrouw, die een duidelijke zendingsroeping had. Ik dacht dat de Heer mij naar haar toe leidde en dat Hij wilde dat zij mijn vrouw zou worden. Ik heb haar toen opgezocht en jammer genoeg werd zij verliefd op mij, maar ik totaal niet op haar. Zij was echt mijn type niet. Als gevolg daarvan bezocht ik Ineke weer en dat voelde als ‘thuiskomen’. Ik was opnieuw stapelverliefd op haar. Na een week ging ik terug naar Frankrijk met de afspraak dat ik eind november weer naar Nederland zou komen. Thuisgekomen begonnen die verwarde gevoelens opnieuw. Ik zat echt in de knoop en durfde het niet aan.

November kwam, en ik ging naar Nederland. Onderweg in de auto kreeg ik het heel benauwd en dacht echt dat Gods toorn op mij was, omdat het misschien niet Gods wil was dat ik trouwde. Ik wilde absoluut gehoorzaam zijn en besloot het nu definitief uit te maken met Ineke. Dat was natuurlijk voor haar heel pijnlijk. Daarna hadden we dan ook ruim vijf jaar geen enkel contact meer met elkaar.

Dit alles laat zien hoe zeer ik nog onder de wet leefde. De wet eist gehoorzaamheid en dat eiste ik ook van mezelf, want alleen als ik God volkomen gehoorzaamde, zou Hij blij met mij zijn. Wat een verlossing was het toen ik later de waarheid ontdekte: ik ben voor God rechtvaardig door die ene daad van gehoorzaamheid van Jezus! Romeinen 5:19 zegt: “Want, gelijk door de ongehoorzaamheid van één mens zeer velen zondaren geworden zijn, zo zullen ook door de gehoorzaamheid van één zeer velen rechtvaardigen worden.”

De celibaatgelofte

In die tijd had ik contact met de ‘Jesus Fellowship’ in Engeland. Deze gemeenschap kent een speciale status toe aan celibatairen. Onder invloed hiervan besloot ik officieel celibatair te blijven en de celibaatgelofte af te leggen. Wel had ik reserves in mijn hart en ik zei dan ook tegen God: “Heer, ik wil er volkomen voor U zijn, maar U bent mijn Meester. Als het om de één of andere reden beter is dat ik trouw, Uw wil geschiede, maar zelf zal ik absoluut niet meer naar een vrouw zoeken.”

Zo heb ik op een dag op een grote conferentie van de ‘Jesus Fellowship’ in Londen de celibaatgelofte afgelegd. Ik verwachtte daar een geweldige zegen van, want nu had ik toch echt de uiterste prijs betaald! Jezus was celibatair en ook Paulus! Door die daad zou ik toch wel meer Gods aandacht krijgen! Ik dacht werkelijk: “Nu gaat het gebeuren! Ik ben volkomen aan God toegewijd, nu gaat Hij me machtig gebruiken.” Wat kan een mens toch vast zitten aan wettisch denken! Nog steeds probeerde ik Gods zegen en welgevallen te vinden door wat ik deed en niet door Jezus’ volbrachte werk. Wat een sluier en verblinding geeft de wet!

Ik dacht ook met heel mijn hart dat ik definitief de overwinning zou hebben over mijn probleem met zelfbevrediging en homoseksuele gevoelens. Wat ik niet wist was dat alleen genade vrijmaakt van zonde en dat de wet, en dus onze eigen werken, de zonde alleen maar versterkt. Er onstond een vreselijke innerlijke strijd met schaamte, schuld en aanklacht in mijn hart.  Het leek wel of de duivel alles probeerde in mijn leven kapot te maken, met al zijn pijlen van ontmoediging en aanklacht. Ik kreeg ook te maken met iemand die emotioneel erg van mij afhankelijk werd en ik kreeg daardoor ook gevoelens voor hem.  Door mijn verantwoordelijke positie kon ik natuurlijk nooit vertellen wat voor gevoelens ik voor hem had en omdat we heel vaak met elkaar te maken hadden werd dit een enorme strijd en spanning. Deze beproeving zou vier jaar gaan duren en hierdoor kwamen allerlei problemen van mijn hart naar boven. Het was een zeer moeilijke situatie. Ik was leider van een werk, ik preekte, gaf Bijbelstudies, sprak in Franse gemeenten, we hadden een tweetalig centrum, vingen drugsverslaafden op… Dat vereiste een krachtig en visionair leiderschap. Naar buiten toe probeerde ik wel deze krachtige leider te zijn, maar in mijn hart werd ik verteerd door angst en onzekerheid over mijn identiteit. Ik zag dat ik het werk niet meer aankon. Gelukkig was daar de trouw van God en ik kon mijn vreugde toch altijd in God en Zijn Woord vinden. Door Zijn genade en bescherming bewaarde de Heer mij en leerde ik door geloof door te gaan en viel ik niet in zonde door ook daadwerkelijk een homoseksuele relatie aan te gaan. Daardoor durfde ik toch vrijmoedig bij God te komen en een leven van lofprijs te hebben. Gelukkig heeft God me in die moeilijke jaren ook mensen op mijn weg gebracht waarmee ik open en eerlijk over mijn innerlijke crisis kon praten en dat luchtte me enorm op.

Het is zo belangrijk, als je door een diepe crisis heengaat en zulke diepe problemen hebt, open te zijn naar iemand en er samen over te bidden. Zo gaf de Heer me in die tijd een fijn contact met een leider van de ‘Jesus Fellowship’ in Engeland en kreeg ik ook een fijn contact met Martie Haayer, (een Nederlandse vrouw die een genezingsbediening had), die vaak tijd nam om alles met me door te bidden. Ik werd door deze mensen enorm gezegend en bemoedigd en zag de enorme kostbaarheid van Gods familie en hoe we elkaar nodig hebben. Meer en meer begon ik Gods genade te begrijpen. Helaas gingen de problemen en de strijd met mijn seksualiteit en de diepe behoefte aan intimiteit en vriendschap toch niet weg.

Verlossing

In 1994 las ik over een seminar die in Bern in de gemeente van Martin Bühlman gehouden zou worden. Er zou ook een workshop over gebroken seksualiteit zijn, die door een bevrijde homoseksueel zou worden gegeven. Omdat ik er niet meer uitkwam, voelde ik echt dat de Heer wilde dat ik daarheen zou gaan. Ik schreef me in, en in oktober 1994 ging ik alleen naar Bern. Toen ‘s avonds de samenkomst begon, wist ik niet wat ik meemaakte en schrok ik vreselijk van wat ik zag. In het voorjaar van 1994 was er namelijk een nieuwe beweging begonnen in een kerk in Toronto, die later de ‘Toronto Blessing’ genoemd zou worden. Deze vernieuwing ging gepaard met veel manifestaties: mensen die vielen in de Geest, lachten, schudden en zich spastisch gingen gedragen.

Martin Bühlman en de meeste leiders van zijn kerk waren in Toronto geweest en waren daar aangeraakt. Toen ik de eerste avond meemaakte dat honderden mensen op de grond vielen, schudden, spastisch rondliepen en hysterisch lachten, dacht ik werkelijk dat ik tussen gekken terecht was gekomen. Ik besloot zo snel mogelijk weg te gaan. Ik dacht: “Dit is absoluut niet van God, hier wil ik niet bij zijn.” Toch was er iets wat me tegenhield weg te lopen. De prediking later die avond was best heel goed, maar ik ging toch ‘s avonds verward naar mijn hotelkamer.

De volgende ochtend sprak een heel kleine Japanse broeder. Hij was een bevrijde homoseksueel, die ook de workshops zou geven over gebroken seksualiteit. Het zou een hele bijzondere samenkomst worden. Hij liet de mensen opstaan om over hen het Woord van God te lezen en gelijk was er een bijzonder krachtige zalving in de zaal. Deze broeder had niets bijzonders van zichzelf en toch raakten zijn woorden mij van het begin af aan de woorden heel diep. Dit was werkelijk heel speciaal. Nooit hadden woorden zo direct tot mijn hart gesproken. Het was zoals met de Emmaüsgangers die zeiden: “Was ons hart niet brandende in ons?” (Lucas 24:31). Ik wist nu waarom ik in Bern moest zijn: het was om deze broeder te horen en God tot me te horen spreken. Van toen af aan nam ik alle manifestaties op de koop toe.

Zijn preek van die ochtend ging over ‘schaamte’ en dat was een groot probleem van mij. Hij sprak hier zo eerlijk en open over, dat ik me echt ‘naakt’ voor God voelde staan. Ik voelde me zo vol schaamte, zo vastgelopen en schuldig over mijn homoseksuele gevoelens. Hij sprak zeer krachtig over het kruis en dat Jezus al mijn zonden had gedragen, voor mij naakt aan het kruis had gehangen en mijn schande en schaamte had gedragen.. Doordat ik door deze prediking Gods oneindige liefde en barmhartigheid zag, kwam ik voor het eerst van mijn leven tot een diepe zondeovertuiging. Tot mijn verbazing was het geen schuldgevoel, maar een diepe overtuiging dat ik vastgelopen was en dat er buiten Jezus om geen enkel heil is. Als Hij niet voor mij gestorven was, zou er geen enkele hoop zijn. Toen de oproep kwam, ging ik naar voren. Ik kon me in mijn wanhoop weer vastklampen aan het kruis. Nooit eerder was het kruis zo kostbaar voor mij! Ik kon al mijn schuld, zonde, schaamte en schande bij Hem brengen. Hij had het allemaal gedragen. Het begon tot mij door te dringen dat  er geen enkel werk van mij verwacht wordt om het heil te ontvangen. En ik kon hem ook niets meer brengen… Ik kon alleen maar voor Hem neervallen en zeggen: “Dank U, dank U Jezus, duizend maal dank. Het is omdat U voor mij stierf, dat ik leven kan hebben. Het is alleen uit genade! Alleen door Uw bloed en genade ben ik God welgevallig!” Ik heb die morgen een diepe openbaring van het kruis gekregen en een geweldige openbaring van wat Gods genade is. ’Amazing grace that saved a wretch like me!’

De volgende dagen waren de workshops een grote zegen voor me en de Heer deed een diep werk in mijn leven. Vooral de grote openheid en eerlijkheid waarmee over intieme dingen werd gesproken, hielp me enorm. Met mijn probleem mocht ik gewoon open voor God komen: het was niet taboe. Helaas is, over het algemeen genomen, het terrein van de seksualiteit een groot taboe in de kerk. Hierdoor blijven diepe noden in het verborgene en kan de duivel juist daar zijn spelletje spelen. Het gevolg is grote zonden op seksueel vlak, diepe frustraties en onopgeloste problemen. God wil heel ons leven in het licht brengen en daar, in het licht, reinigt het bloed van Christus ons van alle zonden!

Wat me ook duidelijk werd was dat ik over deze dingen open en eerlijk met mijn ouders moest spreken. Ik had immers twaalf jaar geen contact met hen gehad, ook al hadden we elkaar de laatste jaren weer een paar keer gezien. Ik had wel eens terloops tegen mijn moeder gezegd dat ik problemen had met homoseksuele gevoelens, maar had nooit echt mijn getuigenis gegeven. Deze keer besloot ik over dit alles heel open met mijn ouders te praten, wat natuurlijk niet gemakkelijk was. Toen ik een maand later in Nederland was, heb ik heel eerlijk met hen gesproken. Dit was een grote zegen voor hen en mijzelf, en dat bracht ook veel verlossing, vooral wat betreft mijn diepe schaamte. Jaren terug zou ik liever gestorven zijn dan hierover te spreken met mijn ouders. Maar gelukkig had God in mij Zijn werk gedaan en gaf Hij mij nu genade om het onderwerp aan te snijden.

Als je door liefde en genade open komt, is de angel eruit. Schaamte kan dan niet meer bestaan en er kan verlossing komen. Hoe belangrijk is het om transparant en eerlijk te zijn, zodat er genezing kan komen! Genade stroomt binnen waar waarheid regeert!

Nieuw begin?

Teruggekomen in Cantignergues nam ik vol goede moed het leiderschap weer op mij en probeerde een goede leider van de leefgemeenschap te zijn. ‘Probeerde’! Daar was dan ook alles mee gezegd! Onze probeersels zijn de grootste belemmering voor de heilige Geest! Er waren zoveel probleemgevallen bij elkaar in onze leefgemeenschap dat er vrijwel geen dag voorbij ging zonder spanningen. Een leefgemeenschap is mooi, mits er eerst onderling grote genade is en ieder het werkelijk doet uit liefde voor Jezus en bereid is zijn leven af te leggen.

Ik had het gevoel dat drie van mijn naaste medewerkers allemaal mijn rechterhand wilden zijn en dat ik een speelbal was tussen drie of vier meningen van mensen die mij wilden aansturen. De voornaamste redenen hiervoor waren dat ik zelf geen duidelijke visie voor het werk had en ook veel persoonlijke strijd had. Daardoor nam ik mijn plaats niet duidelijk in. Er was streven en eerzucht. Een Franse medewerkster die onder andere de boekhouding deed, bleek verliefd op mij te zijn en veel dingen te doen ‘om mij te winnen’. Ik zelf had nog steeds strijd met onzekerheid en homoseksuele gevoelens. Al met al dus een explosieve situatie!

Wat een genade, dat onze Heer de situatie wel onder controle heeft als wij het niet meer hebben . Gezegend zij Zijn naam! Maar als God de dingen in Zijn hand neemt, gaat het vaak niet zoals wij willen. Wij willen succes, dat alles ‘goed’ gaat. Toch is het voor God vaak de grootste overwinning als wij falen en verliezen. Pas dan beseffen wij immers hoe we Hem nodig hebben.

God zou veel dingen gaan verbreken, juist om te genezen. Zoals Gods Woord zegt:

“Ziet nu, dat Ik, Ik het ben, daar is geen God, behalve Mij. Ik dood en doe herleven, Ik verbrijzel en Ik genees, en niemand is er die redt uit mijn macht.” (Deut. 32:39)

“Want Hij verwondt en Hij verbindt, Hij slaat en zijn handen helen.” (Job 5:18)

Een hele grote fout van ons christenen is dat we vaak het verkeerde medelijden tonen met medechristenen die een moeilijke weg gaan van beproevingen en strijd. We beklagen hen en versterken  hun zelfmedelijden, en dat ondermijnt hun geestelijke kracht. We zouden hun juist moeten bemoedigen sterk en krachtig te zijn en te blijven zien op Hem, die alle dingen doet medewerken ten goede voor degenen die Hem liefhebben (Rom. 8:28). Een christen moet ervoor waken geen zelfmedelijden te hebben. Hij moet zich verliezen voor Christus. Door zelfmedelijden handhaaft en versterkt hij zijn oude mens.

God had al meerdere malen gezegd dat Hij nieuwe dingen wilde doen, maar door gewoonte bleef ik maar doorfunctioneren in het centrum ‘zoals het altijd geweest was’ en dat begon een dodende traditie te worden.

Zo begon God in de loop van 1995 hoe langer hoe meer alles vast te laten lopen. Op de forellenkwekerij kregen we een virusziekte, waardoor we veel vis verloren. Verschillende mensen gingen weg. Een medewerkersechtpaar werd door God bevestigd om het onderwijs van Derek Prince te vertalen in het Frans en verhuisde in juni 1996 naar een dorpje verderop in de streek. Het beetje visie dat ik nog had, begon hoe langer hoe meer te wankelen. In dat jaar begon ik ook weer verlangens te krijgen om te trouwen en ik ging weer hiervoor bidden. Ik voelde me wel schuldig als ik dat deed, omdat ik een celibaatgelofte had gedaan, maar durfde het toch omdat ik mij niet bevestigd zag in mijn keuze.

Als ik dacht aan een huwelijk moest ik altijd denken: “Als ik trouw, zou ik met Ineke willen trouwen.” Diep in mijn hart hield ik van haar en zij was ook de enige waar ik ooit gezonde seksuele gevoelens voor had gehad. Ik wist echter totaal niet of ze ondertussen misschien al met een ander getrouwd was.

In november 1995 besloot ik met een Franse broeder naar Toronto te gaan, om daar twee weken door te brengen in de ‘Toronto Airport Christian Fellowship’. Dit zou het begin worden van diepe, ingrijpende veranderingen. God sprak me daar op verschillende punten aan. Eén van de dingen die Hij mij daar toonde was dat de grootste zonde de overtreding van het grootste gebod is: God lief te hebben met heel je hart, met heel je ziel, met heel je kracht en verstand (Deut. 6:5). Het gaat Hem niet zozeer om wat we doen, maar om wie we zijn en of we Hem liefhebben.

Ik kwam erachter dat ik dacht dat mijn waarde voor God toch wel heel erg afhing van mijn werk en trouw naar God toe, en vooral ook naar het werk. Ik was immers de opvolger van tante Myra en droeg haar ‘mantel’ om het werk door te zetten? Voor mij stond haar ‘werk’ stopzetten haast gelijk met God verloochenen en ik dacht daarmee echt Zijn toorn op mijn hals te halen!

Eén van de woorden die ik in Toronto kreeg was: “Een hart kan volkomen ruw en verwond raken, als je functioneert in omstandigheden of op een plaats die je niet past. Het is als schoenen, die te klein zijn; je krijgt er blaren van.” Zo voelde ik me precies, alsof ik functioneerde in een roeping die niet bij mij hoorde. De mantel van tante Myra paste me niet!

Op een avond ging ik naar voren voor gebed en toen iemand voor mij bad, viel ik in de Geest. Toen ik op de grond lag, liet de Heer mij een gebeurtenis zien die een paar weken daarvoor gebeurd was. We woonden in Frankrijk in een dorpje dat tegen de bergwand gebouwd was, er waren daar overal muurtjes. Op een dag stond Michaël van twee, een zoontje van een medewerkersechtpaar, op een muurtje, ongeveer twee meter boven me. Ik zei tegen hem: “Spring maar!” En vol vertrouwen sprong hij naar beneden in mijn armen. Zijn moeder zag dat en zei: “Nou, hij vertrouwt je wel, want bij mij springt hij niet eens van een stoel in mijn armen!” Ik voelde me blij en trots worden en dacht: “Ja, wat een vertrouwen heeft dat kind in mij!”

Toen ik daar in Toronto op de grond lag, kwam deze gebeurtenis in mijn gedachten. Maar nu zag ik mijzelf op het muurtje staan en God de Vader onder aan het muurtje en Hij zei: “Spring maar!” En ik durfde niet… Ik kon en durfde me absoluut niet over te geven en mij aan Hem toe te vertrouwen. Ik wist in mijn hart dat ik Hem moest vertrouwen om behouden te worden en toch kon ik het niet, met geen mogelijkheid. Ik dacht bij mezelf: “Maar Heer, als ik U zelfs niet kan vertrouwen en er geloof nodig is om behouden te worden, dan ga ik verloren! Niets in mij kan maken dat ik behouden kan worden. Mijn goede werken niet, mijn gehoorzaamheid niet, en ook mijn celibaatgelofte niet.” Ik begon toen vreselijk te huilen. Nooit in mijn leven heb ik zo gehuild, het was alsof ik mijn ziel eruit huilde. De mensen om me heen moeten wel van alles gedacht hebben, want ik lag letterlijk schreeuwend te huilen op de grond. Ik zei keer op keer in mezelf: “Maar Heer, wie kan dan behouden worden? Ik kan het niet, ik kan het niet…” Ik durfde mij niet aan God toe te vertrouwen, want ik was bang dat Hij me zou laten vallen, want er was zoveel slechts in mij. Na een tijd, toen ik alle verlorenheid en wanhoop eruit gehuild had, zei de Heer heel liefdevol: “Je kunt van die muur in mijn armen springen, omdat Ik het ben en Ik het je zeg. Mijn Zoon Jezus heeft alles voor je volbracht en daarom zal Ik je nooit laten vallen.”

Plotseling zag ik toen mijn probleem: dat ik probeerde Hem te behagen door mijn gehoorzaamheid en niet alleen door geloof. Zelfs mijn geloof in God was vaak dwangmatig, ik steunde meer op het  ‘moeten’  geloven, dan dat ik met mijn geloof ruste in Zijn kracht.. Ik vertrouwde vaak meer op de kracht van mijn geloof, dan dat ik gelovig vertrouwde op Hem, zoals David zegt in Psalm 62:8: “Op God rust mijn heil en mijn eer, mijn sterke rots, mijn schuilplaats is in God.”

Toen begreep ik dat de mogelijkheid om te kunnen vertrouwen komt door de persoon die vertrouwen wekt. Ik kon Hem vertrouwen omdat Hij zo liefdevol en trouw en barmhartig is, Hij had Zijn liefde bewezen door voor mij te sterven. Toen durfde ik te springen, alleen omdat Hij het zei en Hij het voor mij volbracht had. Toen ik sprong, werd ik overspoeld door Gods liefde en vreugde en begon van blijdschap onbedaarlijk te lachen. Ik bleef maar herhalen: “Het is door Hem, het is door Hem, ik kan het door Hem, halleluja!”

Ik weet niet hoe lang ik op de grond heb gelegen, maar toen ik opstond waren de meeste mensen al weg. Ik was gewoon dronken van geluk en Gods liefde en kon alle mensen wel omhelzen. Dagenlang liep ik daarna rond zeggende: “Heer, deze liefde van U  lijkt haast onmogelijk! Ik kan gewoon niet geloven hoe groot Uw liefde is! Vergeef mij mijn ongeloof, mijn vertrouwen op mijn gehoorzaamheid en al mijn eigengerechtigheid!”

Voor mijn seksuele gezondheid en genezing was het zo belangrijk een openbaring van de Vaders liefde te krijgen. Een van de grondoorzaken van homoseksualiteit is een gebrek aan mannelijke bevestiging in de jeugd. Ik weet dat ik wel eens onverwacht mijn vader zag en dan schrok en bang was. Mijn directe gedachte was dan vaak: “Wat zou hij nou weer te zeggen hebben?” Zo was ik in wezen ook naar God de Vader toe en hoe bedroefde ik Hem daarmee! Zo zijn velen helaas maar al te vaak. De Vader komt ons tegemoet, roept ons bij onze naam en we vluchten voor Hem weg als een geslagen hondje. Ik bedroefde de Vader door Hem niet te vertrouwen en me niet in Zijn armen te werpen.

God openbaarde veel dingen in mijn leven die moesten veranderen. Het is best heel pijnlijk de naaktheid van je leven te moeten erkennen. Op één van de laatste dagen dat ik daar was, ging ik nog naar een bidstond. Nu waren er nog wel eens wat rare manifestaties en onder de bidstond was er een verweerde broeder die, naar ik later hoorde, in het ruige Alaska werkte en wel eens in de samenkomsten kwam. Deze broeder gedroeg zich naar mijn mening allerbelachelijkst. Hij liep op één been en één hand rond, heel de tijd gniffelend en giechelend. Toen ik hem zag dacht ik: “Wat een mafkees! Zoiets moesten ze toch verbieden! Hij lijkt wel stomdronken!” Ik had moeite met me te concentreren op het gebed en ergerde mij groen en geel aan die broeder. Tot overmaat van ramp kwam hij op een gegeven moment gniffelend naar mij toe geschuifeld en ik hoopte nog dat hij snel naar de andere kant van de zaal zou gaan. Helaas gebeurde dat niet, maar koerste hij recht op me af. Ik bad nog: “Heer, bescherm me!” Maar het was al te laat. Hij legde zijn hand op mijn rug en begon voor me te bidden. Ik weet niet meer wat hij bad, maar ik weet wel, dat Gods kracht op me kwam en ik voelde het vuur van God in me branden. Toen zei de Heer tegen me: “Na de samenkomst moet je hem vragen voor je te bidden.” Ik dacht nog: “O nee hè, volgens mij is hij niet in staat om te bidden!” Omdat ik echter ervoer dat Gods zalving op hem was, heb ik het toch maar gedaan.

Toen hij bad, ervoer ik weer heel sterk Gods kracht en hij begon te profeteren: “Ik wil nieuwe dingen doen, maar Ik wil ze uitwerken. Ik wil niet dat jij ze uitwerkt. Door de wijze waarop je Mij gediend hebt en Mijn werk hebt gedaan heb je veel schade toegebracht aan je eigen hart en ziel wat Mij veel tijd kost om te repareren. Je moet leren Mij de plaats te geven om Mij Mijn werk te laten doen. Ik breek en blaas de muren van je hart en van je theologie weg, maar Ik zal als een muur om je heen zijn. Leer als een kind van vier je in Mijn aanwezigheid te verheugen en te dansen van blijdschap. Ik zal voor je een dis aanrichten voor de ogen van wie je benauwen. Leer blij te zijn om wie Ik ben en Mijn liefde voor jou. Wandel in volkomen rust en vertrouwen. Ik neem verantwoording voor jou en je werk. Ik bouw Mijn kerk. Leer te leven vanuit de overvloed van Mijn Geest; dit is leven in overvloed.”

Deze woorden troffen me diep in mijn hart en ik wist dat alles ingrijpend moest veranderen. Ik had het gevoel, dat alle muren om me heen weg waren geblazen en dat ik niets meer over had. Maar de Heer zei: “Ik zal je muur zijn.” Zo werd ik in alles op Hem teruggeworpen, op Zijn liefde, karakter en bescherming. Zijn genade is mij genoeg!

De Heer gaf me later nog een ander beeld om te tonen op wat voor wijze ik Hem diende. Ik zag mezelf voor een tafel staan, vol met de gaven van de Heer. Ik was heel de tijd bezig van Zijn goede gaven uit te delen, met mijn rug naar de tafel toe. Ik deelde Zijn woord uit, Zijn liefde, de Geestesgaven enz. Ik was daar heel druk mee bezig, totdat ik me omkeerde en zag dat er iemand aan de tafel zat. Ik zag dat het de Heer was, maar Hij was bedroefd en huilde. Ik keek Hem vragend aan want ik dacht dat ik zo goed bezig was. Ik was toch gehoorzaam en immers bezig met Zijn gaven uit te delen? Toen zei Hij: “Zou je niet eens met Mij aan tafel willen komen zitten om samen met Mij te genieten van Mijn gaven?” Ik begreep toen, dat ik zo hard bezig was met werken voor Hem, dat ik Hem daarbij vergeten was. Het was duidelijk, dat God wilde dat ik meer tijd met Hem en bij Hem besteedde.

Het is zo waar: God heeft ons in de eerste plaats geroepen om gemeenschap te hebben met Zijn Zoon Jezus Christus (1 Kor. 1:9). Toen Jezus Zijn discipelen riep, riep Hij ze in de eerste plaats om met Hem te zijn en pas daarna om hen uit te zenden.

Met deze woorden in mijn hart keerde ik terug naar Zuid-Frankrijk. Toch drong het nog steeds niet erg tot me door dat ik het werk zoals het nu bestond echt in de dood moest geven, opdat God werkelijk iets nieuws kon doen. Ik probeerde nog op de oude voet door te gaan maar het lukte niet meer. Uiteindelijk besloot ik in december 1995 definitief mijn leiderschap over de gemeenschap op te zeggen en het werk zoals het toen functioneerde stil te leggen. Ik begreep dat ik al mijn zwoegen, werken en ‘bediening’ aan Zijn voeten neer moest leggen en bereid moest zijn eraan te sterven. Ik was erachter gekomen dat ik altijd dacht door mijn bediening en werk voor Hem Zijn liefde te kunnen winnen, in plaats van op Zijn onvoorwaardelijke liefde te vertrouwen.

Was ik nu bereid niets voor God te doen, behalve Zijn liefde te ontvangen? Met veel pijn en tranen gaf ik het werk en mijn zwoegen in de dood en zei: “Heer, ik ben bereid alles los te laten en gewoon in de maatschappij te gaan werken. Ik heb gefaald!” Toch gaf dit soort falen me een bepaalde vrede en rust: ik hoefde niet meer zo nodig! Ik hoefde me niet meer te bewijzen door gehoorzaamheid en beloften. Vaak zijn onze nederlagen Gods successen: God openbaart Zijn kracht in onze zwakheid (2 Kor. 12:9)!

Huwelijk

De maanden na mijn bezoek in Toronto, dacht ik weer vaak aan Ineke.Maar ik wist helemaal niet of ze nog vrij was of misschien al getrouwd!

Toen ik in januari 1996 naar Nederland ging en mocht spreken in de Gemeente Nehemia in Zwijndrecht, waar Ineke lid van was, hoopte ik stilletjes dat ik haar zou zien, maar ze was er niet. Elke keer als ik aan haar dacht, werd mijn hart warm en was ik verliefd. Toch hadden we elkaar vijf jaar niet gezien. Ik kon echter niet de vrijmoedigheid vinden om contact te zoeken met Ineke, ook omdat ik beloofd had celibatair te blijven.

Op een gegeven moment was ik aan het eten bij de voorganger en zijn vrouw toen zij aan tafel vroeg: “Hoe zit het nou eigenlijk met je celibaatgelofte? Ik heb daar altijd een naar gevoel over gehad en heb altijd gedacht dat God wél wilde dat je trouwde.” Ze zei het op een zodanige wijze dat het mijn hart raakte en me op de één of andere wijze vrij zette om er eerlijk over te praten. Toen ik daar open over kwam was er grote vreugde in mijn hart en de gedachte: “Zou God dan misschien toch willen en toestaan dat ik ga trouwen?” Alleen die gedachte al maakte me zo blij!

Naar aanleiding van dit gesprek en deze ervaring besloot ik Ineke mijn gebedsbrief te sturen. Zo schreef ik haar voor het eerst sinds vijf jaar, door zelfs een regeltje onderaan mijn gebedsbrief toe te voegen: “Laat weer eens wat van je horen!” Ineke schreef snel, maar aarzelend terug. Ze wilde niet weer teleurgesteld worden. Ze bleek nog steeds verliefd op mij te zijn en had gedurende die vijf lange jaren altijd gewacht en gebeden. In december 1995, juist toen ik ook weer gevoelens van verliefdheid voor Ineke kreeg, was ook zij weer veel met mij bezig geweest.

Toen ben ik in maart van het daaropvolgende jaar naar Nederland gegaan om met Ineke naar een conferentie in De Bron te gaan en daar over onze toekomst en relatie te praten en te bidden. Het is daar dat ik haar ten huwelijk heb gevraagd en we besloten op 27 augustus 1996 te trouwen.

Na alle voorbereidingen trouwden we in de Volle Evangelie Gemeente Nehemia in Zwijndrecht. Honderden gasten waren gekomen en het werd een onvergetelijke dag voor ons en voor de gasten. We zijn nu meer dan 16 jaar getrouwd en we zijn erg gelukkig met elkaar! Wat is God goed geweest en wat een wonderen heeft Hij gedaan! We hebben een heel fijn huwelijksleven met elkaar en God heeft ook op het seksuele vlak zo’n wonder gedaan! Door Ineke heb ik veel genezing ontvangen. Vooral op het gebied van mijn mannelijkheid heeft ze me geweldig bevestigd.

Ik ben nu zo beschaamd over de leugens die ik geloofd heb en die de duivel in mijn leven gezaaid had. Maar wie de Zoon heeft vrijgemaakt is werkelijk vrij (Joh. 8:36). En daar mag ik van getuigen. Ik begrijp nog niet helemaal hoe God het gedaan heeft, maar dat is niet belangrijk. Hij heeft het gedaan en het is alleen door Zijn genade en onmetelijke liefde. Aan Hem alle eer en lof! Nu weet ik mij aanvaard door God, om wat Jezus heeft volbracht en dat is het ware Evangelie.

Het sterven van een werk

Na ons huwelijk hebben we nog vier en een half jaar in Frankrijk gewoond waar we als zendelingen werkten en ik oudste was en predikant in een door ons opgerichte gemeente in Carcassonne. Het kwam nooit in mijn gedachten op naar Nederland terug te keren. Toen we trouwden had ik tegen Ineke gezegd dat ze er rekening mee moest houden dat ik nooit naar Nederland terug zou gaan. Als ik al uit Frankrijk weg zou gaan, zou ik het liefst naar Afrika zijn gegaan. Maar bij God moet je nooit ‘nooit’ zeggen. Wat niet in mijn hart was gebeurde toch… Al langere tijd was ik onrustig en liep ik rond met de vraag: “Heer, wilt U dat ik hier blijf? Wat is de volgende etappe in mijn leven?” Ergens had ik de diepe overtuiging dat mijn vijfentwintig jaar in Frankrijk alleen een voorbereiding waren voor wat komen zou.

Op een dag had ik een gesprek met Bert de Haan, voorganger van de gemeente Nehemia Ministries in Zwijndrecht. We hadden al vele jaren een goede vriendschap, want Bert kwam vaak op vakantie in onze streek. In dat gesprek vertelde Bert van zijn droom een fulltime Bijbelschool te beginnen in Zwijndrecht, en hij vroeg mij of het niet iets voor mij was om terug te komen naar Nederland en directeur van de Bijbelschool te worden. Tijdens dat gesprek gebeurde er iets. Plotseling was daar die absolute zekerheid dat dit Gods wil was en dat de Heer zei: “Dit is waartoe Ik je gevormd en voorbereid heb.” Met Ineke had ik nooit gesproken over een eventuele toekomst in Nederland. Maar toen ik vertelde dat God wilde dat we terug zouden gaan naar Nederland begon ze spontaan te huilen van blijdschap. Diep in haar hart was dit ook haar verlangen.

Zo zijn we in het jaar 2000 naar Nederland verhuisd en is in september 2000 de ‘School for Harvest & Ministry’ gestart met in het eerste jaar twintig studenten. In de twaalf jaar dat de Bijbelschool nu bestaat, is de school uitgegroeid tot een tweejarige fulltime opleiding met elk jaar tegen de negentig studenten. Afdelingen van de school zijn geopend in Suriname en Kenia. Zelfs mijn wens om naar Afrika te gaan heeft God vervuld, omdat ik als directeur ook af en toe naar de Bijbelschool in Kenia kan gaan! In alles hebben we Gods goede hand en Gods bevestiging zien: dit is de plek die God voor mij bestemd heeft. God heeft de vijfentwintig jaar in Frankrijk met al zijn strijd, eenzaamheid en beproevingen gebruikt om mij te vormen voor wat ik nu mag zijn en doen voor Hem. Door de genade van God ben ik wat ik ben! Ook met mijn ouders is het helemaal goed gekomen na de breuk van twaalf jaar. Sinds ik in Nederland woon, heb ik ze veel kunnen bezoeken. De laatste jaren van mijn vaders leven heb ik hem veel kunnen helpen. Toen mijn vader stervende was en veel leed, zei een verpleegster dat hij heel de nacht naar mij had geroepen en wilde dat ik bij hem was. Dat raakte mij echt dat mijn vader in zijn nood naar mij vroeg. Voor mij gaf dit ook een diepere openbaring van wie God is als Vader. Niet alleen heb ik God nodig als Vader, maar Hij roept ook naar mij en verlangt dat ik  bij Hem ben. Nu hij overleden is kan ik echt zeggen dat ik van hem ben gaan houden en ik hem mis. Nu mag ik er nog voor mijn moeder zijn, die in een verpleeghuis woont en ben ik dankbaar dat  ik wat voor haar te kunnen betekenen.

Cantignergeus, het dorpje in Zuid-Frankrijk is verkocht aan ‘Tamarisk Villages’, die er een schitterend vakantiedorp van heeft gemaakt. Een heerlijke rustige plek, waar je Gods aanwezigheid ervaart en Bijbelstudies en wekelijkse samenkomsten worden gehouden. Nog steeds worden er mensen in nood opgevangen. We hebben een goed contact met het echtpaar dat hier leiding aan geeft en ik ga er zelf nog geregeld heen. Van harte aanbevolen om er eens op vakante te gaan en in Gods rust te komen.[i] Verder ga ik ook elk jaar naar Zuid-Frankrijk om mijn Franse vrienden op te zoeken en te spreken in lokale gemeenten. We werken nauw samen met de Nehemia Gemeente in Lézignan-Corbières[ii] en jaarlijks geef ik daar een weekend-seminar.

Het is met veel vreugde dat ik een boodschapper mag zijn van het Evangelie van Gods genade. Ik mag een nieuwe generatie Gods Woord leren op de Bijbelschool en in veel gemeenten in binnen- en buitenland Gods Woord brengen.

Mijn diepste verlangen is omschreven in wat Paulus getuigde:

“Maar ik tel mijn leven niet en acht het niet kostbaar voor mijzelf, als ik slechts met vreugde mijn loopbaan mag ten einde brengen en de bediening, die ik van de Here Jezus ontvangen heb om het Evangelie der genade Gods te betuigen” (Hand. 20:24).

 

2017-09-05T16:37:11+02:00 juni 19th, 2017|0 Comments

Leave A Comment